ECLI:NL:RBNHO:2020:10876

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20_4896
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake belastingaanslag door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft eiseres op 1 september 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 7 mei 2020 was gedaan. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 3 september 2020 doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. De rechtbank heeft op 22 december 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 18 juni 2020, maar eiseres heeft dit pas later gedaan. Eiseres heeft aangevoerd dat vertraging is ontstaan door de coronamaatregelen en haar verblijf in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat het aan eiseres was om zorg te dragen voor een adequate postbehandeling en dat zij een pro-forma beroepschrift had kunnen indienen om de termijn veilig te stellen. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet leiden tot een verontschuldiging voor de termijnoverschrijding. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4896

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 1 september 2020 bij de rechtbank Amsterdam beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder (de bestreden uitspraak op bezwaar) van 7 mei 2020.
Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank Amsterdam bij brief van 3 september 2020 dit beroep ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Dit beroep zien mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 7 mei 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 18 juni 2020.
4. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Eiseres voert hiertoe aan dat vanwege het coronavirus, alsmede vanwege de vakantietijd, een vertraging is ontstaan bij het indienen van haar beroepschrift. Bij het uitbreken van de coronacrisis is zij naar haar ouders in Duitsland gegaan. Pas in juni is eiseres teruggekomen en heeft zij gelijk actie ondernomen. Vervolgens ging haar boekhouder de eerste helft van juli met vakantie.
6. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres was om bij verblijf in het buitenland zorg te dragen voor een adequate postbehandeling en zo nodig behartiging van haar belangen. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres een pro-forma (op nader aan te voeren gronden) beroepschrift had kunnen indienen om de beroepstermijn veilig te stellen. Dat eiseres niet is overgegaan tot het nemen van de daartoe geëigende maatregelen dient voor haar rekening en risico te komen. De door eiseres geschetste omstandigheden kunnen dan ook niet leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding haar niet kan worden tegengeworpen. De rechtbank is ook overigens niet gebleken dat eiseres een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van haar beroepschrift.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.