ECLI:NL:RBNHO:2020:10863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
8367501 \ CV EXPL 20-1034
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg huurkoopovereenkomst tussen vader en kinderen met betrekking tot kniklader

In deze zaak heeft [eiser], de vader van [gedaagde 2], een vordering ingesteld tegen zijn kinderen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot een huurkoopovereenkomst die in 2016 is gesloten voor de aankoop van een kniklader. De overeenkomst stipuleerde dat er in de eerste twee jaren alleen rente betaald zou worden, gevolgd door huurbetalingen en een symbolische betaling van € 1,- voor de eigendomsoverdracht.

In januari 2018 heeft [eiser] de overeenkomst ontbonden, omdat hij vond dat [gedaagden] hun betalingsverplichtingen niet nakwamen. [gedaagden] hebben echter betwist dat zij in gebreke waren en stelden dat de overeenkomst hen het recht gaf om de kniklader voor € 1,- in eigendom te verkrijgen na betaling van de huurkooptermijnen.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de tekst van de huurkoopovereenkomst duidelijk was en dat [eiser] geen recht had op een resterend bedrag van € 18.000,00. De rechter oordeelde dat de bedoeling van partijen niet was om een schenking te doen, maar dat de overeenkomst zoals deze was opgesteld, de eigendomsoverdracht na betaling van het symbolische bedrag van € 1,- regelde.

De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de tekst van de overeenkomst en de intenties van partijen bij het aangaan van een huurkoopovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8367501 \ CV EXPL 20-1034 TB
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.C. de Jong
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. N.C. Holst (DAS)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 27 februari 2020 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagden] een schriftelijke reactie hebben gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de vader van [gedaagde 2] (gedaagde onder 2).
2.2.
In 2016 heeft [eiser] een kniklader gekocht voor € 32.000,00.
2.3.
Ten aanzien van de kniklader hebben partijen op 10 augustus 2016 een huurkoopovereenkomst gesloten. In de huurkoopovereenkomst is, voor zover relevant, het volgende opgenomen.

De huur/koop overeenkomst en levering van het genoemde object gaat in per 1 September 2016 tegen de volgende voorwaarden;In het jaar 2016 en 2017 vind er geen huur en/of koop betaling plaats maar slechts de rente over € 30.000,- a 3% per jaar dat is € 900,- in maandelijkse termijnen van € 75,-.
De huur periode zonder rente betaling begint op 1 januari 2018 en duurt t/m 2019 tegen bedragen van € 4.000,- per jaar in 2018 in maandelijkse termijnen van € 333,33. Totaal € 3.999,96In 2019 betaald u € 8.000,- in 12 termijnen van € 666,66- totaal € 7.999,92De verhuurder kan deze voorwaarde NIET tussentijds wijzigen, behoudens in geval van te late of enige nalatige betaling van rente of huur door huurder. (…)
Na de genoemde huur/koop periode kan de huurder het object in onvervreemdbaar eigendom verkrijgen tegen een symbolisch bedrag van € 1,-.”
2.4.
Op 15 januari 2018 heeft [eiser] [gedaagden] een e-mail gestuurd, waarin staat dat [gedaagden] hun betalingsverplichtingen niet nakomen en in strijd met de gesloten overeenkomst handelen en dat [eiser] daarom de overeenkomst ontbindt en aanspraak maakt op direct afgifte van het voertuig.
2.5.
[gedaagden] hebben bij brief van 2 februari 2018 gereageerd op de e-mail en daarin ontkend dat zij in strijd met de overeenkomst hebben gehandeld en aangegeven dat er geen grond voor ontbinding was. In de brief staat ook dat [gedaagden] de resterende termijnen zullen voldoen en daarna tegen betaling van € 1,- eigenaar van de kniklader worden.
2.6.
[eiser] is niet op zijn e-mail van 15 januari 2018 teruggekomen. [gedaagden] hebben de kniklader onder zich gehouden en de huurkooptermijnen in 2018 en 2019 aan [eiser] betaald.
2.7.
Op 2 januari 2020 hebben [gedaagden] aan [eiser] een e-mail gestuurd, waarin [gedaagden] hebben vermeld aan hun betalingsverplichtingen uit de huurkoopovereenkomst te hebben voldaan en dat zij middels een symbolische betaling van € 1,- de volle eigendom van de kniklader hebben aanvaard.
2.8.
Bij brief van 17 februari 2020 zijn [gedaagden] door [eiser] gesommeerd tot betaling van € 18.955,00.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordelen tot betaling van € 19.004,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.000,00 vanaf 18 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Verder vordert [eiser] om [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] op grond van de huurkoopovereenkomst € 30.000,00 moeten terugbetalen. Omdat [gedaagden] in 2018 en 2019 € 12.000,00 hebben betaald, zijn zij nog een bedrag van € 18.000,00 verschuldigd. [eiser] stelt daartoe dat, ondanks dat niet uit de huurkoopovereenkomst duidelijk wordt wat er in de jaren na 2019 dient te gebeuren, hij nooit bedoeld heeft om dit resterende bedrag aan [gedaagden] te schenken. Hij maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 (tot en met 17 februari 2020 ad € 49,18) en de buitengerechtelijke incassokosten van € 955,00.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat de bedoeling van partijen bij de overeenkomst duidelijk was. [eiser] zou de kniklader kopen en deze hoefden [gedaagden] slechts gedeeltelijk terug te betalen. De bedoeling was om hier een (verkapte) schenking van te maken. Dit is nadrukkelijk besproken in het voortraject. Daarom is weloverwogen afgesproken dat een eerste periode van twee jaar enkel rente zou worden betaald en daarna twee jaar maandelijks een bedrag aan huur en tenslotte een bedrag van € 1,00. Die betaling ad € 1,00 was nadrukkelijk symbolisch.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitleg van de huurkoopovereenkomst, die hiervoor onder 2.3. is weergegeven.
5.2.
[eiser] voert aan dat de uitleg die [gedaagden] aan de overeenkomst willen geven niet reëel is, gelet op de rechtskennis van partijen, de context waarin de overeenkomst is gesloten en de omstandigheden waaronder het beding tot stand is gekomen. [gedaagden] hebben uit niets kunnen of mogen opmaken dat het de bedoeling van [eiser] was om [gedaagden] een bedrag van circa € 18.000,00 te willen schenken. Volgens [eiser] lag dat ook niet voor de hand, nu hij [gedaagden] al tegemoet was gekomen door hen bij aanvang € 1.000,00 te schenken en gunstige rentecondities overeen te komen.
5.3.
[gedaagden] betwisten dit en stellen daartegenover dat partijen al in het voortraject hebben gesproken over een (verkapte) schenking. [eiser] wilde [gedaagden] helpen omdat zij zelf niet de financiële middelen hadden om de kniklader te kopen, en omdat [eiser] de vader is van [gedaagde 2] . Volgens [gedaagden] is de bedoeling van partijen duidelijk geweest en is daarom weloverwogen afgesproken dat een eerste periode van twee jaar enkel rente, daarna twee jaar maandelijks een bedrag aan huur en tenslotte een bedrag van € 1,00 zou worden betaald. De huurkoopovereenkomst is door [eiser] zelf opgesteld. Als het de bedoeling was dat de gehele koopsom zou moeten worden terug betaald, was niet nadrukkelijk het symbolische bedrag van € 1,00 opgenomen, aldus steeds [gedaagden]
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de tekst van de huurkoopovereenkomst volgt dat partijen een vaste huurperiode met huur- en rentebetalingen zijn overeengekomen voor de jaren 2016 tot en met 2019. In de overeenkomst is opgenomen dat na de genoemde huur/koop periode (2016 tot en met 2019) de huurder ( [gedaagden] ) de kniklader in eigendom kan verkrijgen tegen een symbolisch bedrag van € 1,00, welk bedrag [gedaagden] aan [eiser] hebben betaald. Op basis van de tekst van de huurkoopovereenkomst kan [eiser] dus geen aanspraak maken op een resterend bedrag van € 18.000,00. De tekst geeft geen aanknopingspunten om de huurkoopovereenkomst anders uit te leggen.
5.5.
Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen, is niet echter alleen de tekst van de huurkoopovereenkomst van belang. Ook is van belang de betekenis die partijen in dat kader over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit verband overweegt de kantonrechter als volgt.
5.6.
[gedaagden] stellen dat zij de kniklader slechts gedeeltelijk hoefden terug te kopen en dat het resterende bedrag van € 18.000,00 na betaling van het symbolische bedrag van € 1,00 in feite zou worden geschonken. Zij hebben deze stelling onderbouwd met het voorstel (productie 2, conclusie van antwoord), waarop [eiser] op- en aanmerkingen heeft aangebracht. Daarin staat onder meer dat het geleende bedrag ongeveer 32.000 euro ex btw is en dat [eiser] ( [eiser] ) elk jaar, te beginnen in januari 2017, een schenking doet van € 5.000,00 ter aflossing van het geleende bedrag tot maximaal € 20.000,00.
5.7.
[eiser] stelt hiertegenover dat hij dat voorstel niet heeft aanvaard en dat het voorstel geen invloed heeft gehad op de opstelling van de huurkoopovereenkomst en de constructie dat het terug te betalen bedrag van € 30.000,00 in de eerste twee jaar alleen een renteverplichting voor [gedaagden] meebracht en vanaf 1 januari 2018 een aflossingsverplichting. Daarbij stelt [eiser] niet wat er precies met [gedaagden] besproken is. [eiser] stelt weliswaar dat een schenking van € 18.000,00 nooit de bedoeling is geweest, maar legt niet uit wat in dat kader door partijen is verklaard of op grond van welke feiten of omstandigheden partijen dat redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, terwijl hij degene is die de huurkoopovereenkomst heeft opgesteld. De kantonrechter knoopt daarom - met [gedaagden] - aan bij de tekst van de huurkoopovereenkomst. Daaruit blijkt dat na betaling van de symbolische € 1,00 de eigendom overgaat.
5.8.
[eiser] stelt nog dat de kniklader na terugbetaling van € 30.000,00 een restwaarde heeft en dat hij geen aanspraak op die restwaarde maakt. Volgens [eiser] is daarom in de overeenkomst opgenomen dat de kniklader voor € 1,00 in eigendom zou overgaan op [gedaagden] omdat hij geen aanspraak maakt op de restwaarde. [eiser] heeft ook deze stelling niet onderbouwd. Nu deze bedoeling niet uit de tekst van de overeenkomst blijkt, kan de kantonrechter hem ook daar niet in volgen.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 740,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter