ECLI:NL:RBNHO:2020:10860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
8149850 \ CV EXPL 19-8501
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid stallingshouder voor schade aan paard door onrechtmatige daad en zorgplicht

In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van drie paarden, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een eenmanszaak die een paardenpension exploiteert. De vordering betreft schadevergoeding voor de verwondingen die haar paard Max heeft opgelopen op het terrein van gedaagde. Eiseres stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende zorg te dragen voor de veiligheid van de paarden, met name door een kluwen draad op het weiland te laten liggen. Gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de exacte oorzaak van de verwonding niet kan worden vastgesteld. De kantonrechter heeft op 11 november 2020 uitspraak gedaan, waarbij de vordering van eiseres werd afgewezen. De rechter oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde zijn zorgplicht heeft geschonden. De kantonrechter concludeerde dat de verwonding van Max niet onrechtmatig was veroorzaakt door gedaagde en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de verwonding door toedoen van gedaagde is verergerd. De tegenvordering van gedaagde, die betaling van stallingskosten vorderde, werd toegewezen, waarbij eiseres werd veroordeeld tot betaling van € 4.500,00 aan stallingskosten, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd eiseres veroordeeld tot het verwijderen van een website en het betalen van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8149850 \ CV EXPL 19-8501 TB
Uitspraakdatum: 11 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie
verwerende partij in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. L.T. van Eyck van Heslinga
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. H.E. Rommelaar-Bezemer (ARAG Rechtsbijstand)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 30 oktober 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiseres] heeft vervolgens nog schriftelijk in de zaak van de tegenvordering gereageerd.
1.2.
Op 10 september 2020 heeft via Skype een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van een drietal paarden, te weten Donna, Handsome en Maximiliaan (roepnaam “Max”).
2.2.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak onder de naam [XX] met als activiteit het houden van melkvee en het fokken en houden van paarden en ezels alsmede een paardenpension.
2.3.
Tussen partijen is een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen die ziet op plaatsing van drie paarden van [eiseres] binnen het pension van [gedaagde] .
2.4.
Verder zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] in ruil voor verlaging van de stalgelden een website voor [gedaagde] zou maken en onderhouden.
2.5.
Op 7 december 2017 is Max ernstig gewond geraakt op het land van [gedaagde] . De wond bleek zodanig ernstig dat een dierenarts de verwonding niet ter plaatse kon behandelen. Max is naar een kliniek gebracht om daar met spoed te worden behandeld. Er was sprake van een open beenwond.
2.6.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 22 mei 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden.
2.7.
Stalgenote van [eiseres] [YY] heeft op 24 maart 2019 aan [eiseres] schriftelijk het volgende verklaard.

(…) Toen ik terug liep richting het pad zag ik dat er onrust was tussen de paarden die aan de andere kant van het pad op het langwerpige land stonden. (…) Ik zag toen dat er paarden vanaf het pad het langwerpige perceel oprende, ik zag één van de paarden heel erg kreupel lopen. (…)”
2.8.
Op 20 september 2019 heeft [eiseres] in reactie op een bericht, voor zover van belang, het volgende bericht op Facebook geplaatst.
“na mijn vertrek zijn ze als een malle eindelijk alles gaan herstellen en opruimen. Wie weet hebben ze er eindelijk van geleerd. Max heeft daar nu niets aan maar hopelijk blijven andere (pension) paarden deze ellende bespaard”
2.9.
[eiseres] heeft later onder een ander bericht, voor zover van belang, geschreven:
“… Maar soms, bij het zien van de ellende van Max, komen de emoties weer naar boven kolken. Temeer omdat ze Max zonder mijn toestemming uit de opfok gehaald hebben, draad hebben liggen op het land en daarna geen verantwoording nemen. Afgezien van de kosten die we hebben gemaakt, is dat nog het meeste wat me raakt. Nul excuses en net doen of er niets aan de hand is”.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 16.870,76, alsmede de wettelijke rente vanaf de vervaldata van iedere factuur;
subsidiair: [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 12.370,76, alsmede de wettelijke rente vanaf de vervaldata van iedere factuur;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 943,71;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het handelen van [gedaagde] onrechtmatig is en hij daarom aansprakelijk is voor de door het ongeval veroorzaakte schade. [gedaagde] kan worden verweten dat hij bij de verzorging en het toezicht als pensionhouder niet voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Door een kluwen draad op het weiland te laten liggen heeft [gedaagde] een situatie laten ontstaan en laten voortbestaan waardoor Max de door hem geleden verwondingen kon oplopen en deze verwondingen ook konden verergeren. [gedaagde] heeft niet adequaat gehandeld waardoor de schade aanzienlijk is verergerd. Van [gedaagde] mag worden verwacht dat hij als professionele partij bekend is met de risico’s van dit soort draad op het weiland voor paarden. [eiseres] heeft [gedaagde] na het ongeval meerdere malen gewaarschuwd over losliggend draad in het weiland. [eiseres] vordert primair vergoeding van de kosten verbonden aan de behandeling, te weten een bedrag van € 16.870,76. Voor zover [eiseres] een bedrag aan [gedaagde] verschuldigd is, beroept zij zich op verrekening met haar vordering op [gedaagde] .

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij niet is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht, noch dat er sprake is van onrechtmatig handelen. Er kan niet worden vastgesteld wat de exacte oorzaak is van de verwonding van Max. Er was immers niemand bij het voorval aanwezig. Voor [gedaagde] is het aannemelijk dat Max, nu Max of de paarden door de weidedraad zijn gegaan, hij daardoor gewond is geraakt. Voorts kan [gedaagde] niet worden verweten dat hij niet snel genoeg zou hebben gehandeld nadat de verwonding werd waargenomen. [gedaagde] en zijn familie hebben al hetgeen gedaan wat van hen kon worden verwacht.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] veroordeelt tot:
betaling aan [gedaagde] van € 5.950,00;
het plaatsen van een rectificatie bovenaan de Facebookpagina van [eiseres] , dan wel verwijdering van de desbetreffende Facebookberichten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [eiseres] daarmee in gebreke zal blijven;
het verstrekken van inloggegevens van de website van [XX] , dan wel het opheffen van de website, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [eiseres] daarmee in gebreke zal blijven;
e wettelijke rente over sub a vanaf 28 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 672,50;
de kosten van deze procedure in reconventie en de nakosten.
4.3.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiseres] op grond van de mondelinge overeenkomst stallingskosten à € 5.950,00 verschuldigd is over de periode van januari 2018 tot en met mei 2019. Dit betreft de stallingskosten voor Donna en Handsome. [gedaagde] heeft aan [eiseres] laten weten dat zij de stallingskosten op een later moment kon voldoen en dat hiervoor een betalingsregeling kon worden getroffen. Van een mondelinge afspraak tot verrekening van de medische kosten van Max met de huur van de pensionstalling van Donna en Handsome was aldus geen sprake.
4.4.
[gedaagde] vordert voorts rectificatie dan wel verwijdering van door [eiseres] op Facebook geplaatste berichten. De berichten berokkenen [gedaagde] schade omdat de naam van [XX] hierdoor in een kwaad daglicht is komen te staan en de berichten zorgen voor een aantasting van de eer en goede naam van [gedaagde] . Veel paardenmensen zijn met elkaar bevriend op Facebook en hebben toegang tot deze berichten. Daarnaast is hetgeen [eiseres] aanvoert in haar berichten feitelijk onjuist. Het plaatsen van dergelijke Facebookberichten, maakt het handelen van [eiseres] dermate onrechtmatig dat een rectificatie gerechtvaardigd is.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiseres] betwist de tegenvorderingen en stelt hiertoe het volgende.
5.2.
[eiseres] voert onder meer verweer tegen de verschuldigdheid van de stallingskosten. Partijen zijn mondeling overeengekomen dat de medische kosten van Max (voorlopig) zullen worden verrekend met de huur van de pensionstalling van Donna en Handsome. Deze afspraak is op 14 juni 2018 bij brief door [eiseres] aan [gedaagde] bevestigd.
5.3.
In reactie op de reconventionele vordering van [gedaagde] met betrekking tot de stallingskosten voert [eiseres] verder nog het volgende aan. [gedaagde] wilde de gemaakte afspraken niet in een overeenkomst vastleggen en wilde uitsluitend contant betaald worden. [eiseres] begroot de onbetaald gebleven stallingskosten op een bedrag van € 4.500,00. [gedaagde] rekende voor Handsome € 125,00 per maand voor stallingskosten en voor Donna € 165,00. In de periode van april tot en met oktober staan de paarden in de wei en dan wordt voor een paard € 125,00 (voor weidegang) betaald. Dit is wat partijen zijn overeengekomen en dit is wat [eiseres] aan [gedaagde] heeft betaald tot het moment dat de betalingen zijn opgeschort en verrekend.
5.4.
Ten aanzien van de berichten op Facebook stelt [eiseres] dat geen sprake is van onrechtmatig handelen jegens [gedaagde] . De geciteerde teksten zijn niet alleen inhoudelijk juist maar bovendien zodanig geformuleerd dat deze niet onnodig grievend zijn. Daarnaast kan van [eiseres] niet verlangd worden dat reacties van derden worden verwijderd. Voorts zijn de berichten op Facebook niet voor eenieder toegankelijk. Slechts een beperkte groep is gerechtigd om van deze berichten kennis te nemen.

6.De beoordeling

de vordering
verwonding Max
6.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van de verwonding van Max. De vraag die derhalve ter beantwoording voorligt is of [gedaagde] zijn zorgplicht heeft geschonden dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, zoals [eiseres] betoogt en door [gedaagde] wordt betwist. Voor beantwoording van deze vraag moet in de eerste plaats worden vastgesteld wat de oorzaak is van de verwonding van Max.
6.2.
[eiseres] stelt daartoe dat door verschillende pensionklanten is verklaard dat op het land (een kluwen) draad lag en dat [gedaagde] deze situatie heeft laten voortbestaan. Gezien de verwonding van Max is het aannemelijk dat hij in draad verstrikt is geraakt. De wond van Max zat dermate laag dat deze niet kan zijn veroorzaakt door het doorbreken van de erfafscheiding. Verder heeft [gedaagde] niet adequaat ingegrepen waardoor de verwonding van Max kon verergeren.
6.3.
[gedaagde] betwist het voorgaande en stelt dat niet is aangetoond dat er draad op het land lag, dat Max daarin is gestapt en dat daardoor de verwonding is ontstaan. De exacte oorzaak van de verwonding kan dan ook niet worden vastgesteld. Gelet op de eigen energie van Max en de interactie met de andere paarden is aannemelijk dat zij met elkaar hebben gestoeid, gepeeld, zijn geschrokken of hard hebben gerend en dat Max of de paarden daardoor door de weidedraad zijn gegaan, waardoor Max gewond is geraakt. Doordat het weidedraad is doorbroken, stonden de paarden op het pad tussen de weides. [gedaagde] kwam in de vroege ochtend van 8 december 2017 met een kluwen draad van het land, omdat hij het weidedraad had gerepareerd.
6.4.
De kantonrechter stelt voorop dat niemand de verwonding heeft zien ontstaan, en dat het aan [eiseres] is de oorzaak van de verwonding aannemelijk te maken. [eiseres] heeft haar standpunt onder meer onderbouwd met de verklaring van [YY] . Daarin staat dat er onrust was tussen de paarden en dat er paarden van het pad terug het langwerpige perceel op renden. Vast staat dat het draad van de omheining, het weidedraad, was doorbroken. Gelet hierop gaat de kantonrechter ervan uit dat, ook indien de stelling van [eiseres] juist zou zijn dat de verwonding te laag zat om te zijn veroorzaakt door het doorbreken van de weidedraad, de mogelijkheid open blijft dat de verwonding is ontstaan door het gedrag van de paarden nadat de draad was doorgebroken. [eiseres] heeft daarbij niet aannemelijk gemaakt dat op het land – kort voorafgaand aan de verwonding – een kluwen draad los lag, dat Max daarin is gestapt en daardoor is verwond. Ook heeft [eiseres] , gelet op de gemotiveerde betwisting, niet aannemelijk gemaakt dat de verwonding door toedoen van [gedaagde] is verergerd. Weliswaar stelt [eiseres] dat zij van [YY] heeft gehoord dat de dochter van [gedaagde] [YY] heeft verteld dat zij in de middag al los draad had zien liggen, maar dit wordt betwist door [gedaagde] en laat onverlet dat niet kan worden vastgesteld op welk tijdstip en hoe de wond is ontstaan. Dat geldt ook voor de verklaringen van diverse pensionklanten dat begin december 2017 in het midden van het weiland een kluwen draad lag en voor de door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit waargenomen tekortkomingen. [eiseres] heeft dan ook niet aangetoond dat [gedaagde] onzorgvuldig heeft gehandeld dan wel een onrechtmatige situatie in het leven heeft geroepen en deze willens en wetens heeft laten voortduren. Dit betekent dat zij niet heeft voldaan aan haar stelplicht en er geen plaats is voor bewijslevering. Alle feitelijke stellingen die [eiseres] zou kunnen bewijzen leiden niet tot het bewijs dat door [gedaagde] onrechtmatig is gehandeld.
6.5.
Nu de vordering van [eiseres] betreffende de aansprakelijkheid van [gedaagde] niet slaagt, zal de vordering worden afgewezen.
6.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
stallingskosten
6.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat er een mondelinge stallingsovereenkomst bestaat op grond waarvan [eiseres] stallingskosten aan [gedaagde] is verschuldigd over de periode januari 2018 tot en met mei 2019. Er bestaat discussie over de hoogte van de stallingskosten.
6.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat betaling van de stallingskosten contant geschiedde. Partijen hebben allebei gezegd geen bewijs te kunnen leveren van de juistheid van de afgesproken stallingskosten. Dit is het gevolg van het niet op schrift stellen van afspraken en van contante betalingen. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] kwitanties heeft verstrekt. Van [gedaagde] mocht, mede gezien het bepaalde in artikel 6:48 BW, worden verwacht dat hij ten bewijze van de betaling door [eiseres] een kwitantie zou afgeven. De onduidelijkheid over de hoogte van de stallingskosten dient daarom voor rekening en risico te blijven van degene die deze onduidelijkheid in het leven heeft geroepen, te weten [gedaagde] . Dit betekent dat ervan wordt uitgegaan dat de verschuldigde stallingskosten over voornoemde periode € 4.500,00 bedragen
6.9.
[eiseres] heeft verder als verweer aangevoerd dat partijen een nadere afspraak hebben gemaakt over verrekening van de medische kosten met de stallingskosten, wat wordt betwist door [gedaagde] . Ter onderbouwing heeft [eiseres] verwezen naar een e-mail van 29 mei 2018, waarin [eiseres] aan [XX] schrijft mondeling met deze overeen te zijn gekomen dat de huur van de pensionstalling van Donna en Handsome zal worden verrekend met de medische kosten van Max. Dat de inhoud van deze mail juist zou zijn, is echter nimmer bevestigd door [gedaagde] , zodat daaraan geen zelfstandige betekenis kan worden toegekend. Wat daarvan zij, slaagt het beroep op verrekening niet nu de gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen.
6.10.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] jegens [eiseres] aanspraak op betaling van € 4.500,00 aan stallingskosten. De gevorderde rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag waarop [eiseres] in verzuim is geraakt, te weten 28 juni 2019.
Facebook
6.11.
[gedaagde] vordert rectificatie dan wel verwijdering van de door [eiseres] op Facebook geplaatste berichten. Uitgangspunt is dat toewijzing van de vordering van [gedaagde] een beperking zou inhouden van het recht op uitingsvrijheid van [eiseres] . Dit in artikel 10 lid 1 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de individuele vrijheden) vastgelegde grondrecht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
6.12.
Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam – hier zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling of dergelijke uitingen al dan niet onrechtmatig zijn, is, naast de ernst van de beschuldiging en de te verwachten gevolgen – onder meer – van belang of de beschuldigingen voldoende steun vinden in het daarvoor beschikbare feitenmateriaal, op welke wijze de uitingen zijn gedaan (in welk nieuwsmedium, de omvang van het bereikte publiek), alsook de inkleding van de verdenkingen.
6.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het ligt op de weg van [gedaagde] om gemotiveerd feiten en omstandigheden te stellen – en bij betwisting zo nodig te bewijzen – dat aan de vereisten van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW is voldaan. Hoewel de berichten een negatieve klank hebben en de kantonrechter zich kan voorstellen dat de berichten door [gedaagde] als kwetsend worden ervaren, heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld dat de beschuldigingen feitelijk onjuist zijn. De kantonrechter volgt [eiseres] verder in haar uitleg dat het bereik van de Facebookberichten beperkt is omdat haar Facebookpagina niet openbaar is, hetgeen door [gedaagde] niet is weersproken. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de Facebookberichten onrechtmatig zijn geweest. De vordering van [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
website
6.14.
[gedaagde] vordert verder van [eiseres] de inloggegevens van de website van [XX] , dan wel opheffing van de website. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden aan de vordering ten grondslag gelegd. [eiseres] moet dan ook gissen naar de beweegredenen. [eiseres] betwist de vordering echter niet en heeft verklaard dat zij voor verwijdering van de website kan zorgdragen. De vordering tot verwijdering van de website zal de kantonrechter dan ook toewijzen. De gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals na te melden.
buitengerechtelijke proceskosten en proceskosten
6.15.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
6.16.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de vordering, worden de kosten in de zaak van de tegenvordering op nihil begroot. Daarbij wordt [eiseres] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 720,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
de tegenvordering
7.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van € 4.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 juni 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.4.
veroordeelt [eiseres] tot het verwijderen van de website van Stal Noord-West, binnen een maand na het wijzen van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat zij hier niet aan voldoet, met een maximum van € 1.000,00;
7.5.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
7.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt;
7.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter