ECLI:NL:RBNHO:2020:10859
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van achterstallig loon en reiskostenvergoeding in het kader van een vermeende arbeidsovereenkomst tussen ZZP'er en opdrachtgever
In deze zaak heeft de bewindvoerder, die optreedt voor de rechthebbende, een vordering ingesteld tegen de gedaagde voor betaling van achterstallig loon en reiskostenvergoeding. De vordering is ingesteld op 23 maart 2020, en de zitting vond plaats op 5 november 2020. De bewindvoerder stelt dat de rechthebbende van 1 augustus 2018 tot 1 december 2018 als schilder/klusser voor de gedaagde heeft gewerkt, maar dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is opgesteld. De gedaagde betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt dat de rechthebbende als ZZP'er heeft gewerkt. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt dat de bewindvoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat er een arbeidsovereenkomst was. De vordering tot betaling van achterstallig loon wordt afgewezen, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde wel een bedrag van € 1.155,00 aan de bewindvoerder moet betalen, na verrekening van andere vorderingen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.