ECLI:NL:RBNHO:2020:10858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
8678151 \ CV EXPL 20-3834
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande energiekosten na beëindiging energieovereenkomst

In deze zaak heeft Hoist Finance AB (publ) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde energiekosten die voortvloeien uit een energieovereenkomst met Essent Retail Energie B.V. De overeenkomst, die in 2016 werd gesloten, eindigde op 12 maart 2019. Ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen heeft [gedaagde] de facturen van februari en maart 2019, evenals de eindrekening van 30 april 2019, niet betaald. Hoist Finance, aan wie de vordering door Essent is gecedeerd, vordert een totaalbedrag van € 374,44, inclusief rente en proceskosten.

[gedaagde] heeft de vordering niet betwist, maar geeft aan bereid te zijn om een deel van het bedrag te betalen op basis van een correctie die hij op 24 april 2019 heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de informatieverplichtingen zoals bedoeld in artikel 6:230m BW mogelijk niet zijn nageleefd, wat gevolgen heeft voor de toewijsbaarheid van de vordering. De kantonrechter heeft besloten om 25% van de gevorderde hoofdsom af te wijzen, waardoor een bedrag van € 229,25 wordt toegewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen, terwijl de proceskosten voor rekening van [gedaagde] komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De kantonrechter heeft in zijn beslissing rekening gehouden met de schending van de informatieverplichtingen en heeft een evenredige sanctie opgelegd door een deel van de vordering af te wijzen. Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8678151 \ CV EXPL 20-3834 (TB)
Uitspraakdatum: 16 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht Hoist Finance AB (publ)
gevestigd te Stockholm (Zweden)
eiseres
verder te noemen: Hoist Finance
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarders Bazuin & Partners
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Hoist Finance heeft bij dagvaarding van 17 juli 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.

2.De feiten

2.1.
Tussen Essent Retail Energie B.V. (hierna te noemen: Essent) en [gedaagde] heeft een energieovereenkomst bestaan met betrekking tot het leveringsadres [adres] .
2.2.
De in 2016 gesloten energieovereenkomst is per 12 maart 2019 geëindigd.
2.3.
[gedaagde] heeft, ondanks verschillende herinneringen en aanmaningen, de facturen met betrekking tot de termijnbedragen van februari 2019 en maart 2019 en de eindrekening van 30 april 2019 onbetaald gelaten.
2.4.
Essent heeft de onderhavige vordering gecedeerd aan Hoist Finance. [gedaagde] is in kennis gesteld van deze cessie.

3.De vordering

3.1.
Hoist Finance vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 374,44, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente en proceskosten. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 305,67, een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 55,48 (inclusief btw) en een bedrag aan wettelijke (handels)rente van 2% per jaar (berekend tot aan de dagvaarding op € 13,29).
3.2.
Hoist Finance legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat aan [gedaagde] maandelijkse voorschotten in rekening zijn gebracht en een eindrekening. [gedaagde] is met de tijdige en/of volledige betaling van de facturen van 9 februari 2019 (€ 86,00) en 9 maart 2019 (€ 191,00) en de eindrekening van 30 april 2019 (€ 28,67) in gebreke gebleven. Het verzuim is ingetreden na het verstrijken van de overeengekomen betalingstermijn van 14 dagen. Ondanks aanmaning heeft Hoist Finance van [gedaagde] geen betalingen ontvangen. Hij is derhalve rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering niet. Hij erkent dat tussen partijen een energieovereenkomst bestond. [gedaagde] schetst in zijn antwoord dat hij bereid is om iets te betalen maar op basis van de correctie die hij heeft ontvangen op 24 april 2019.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is telefonisch een overeenkomst tot levering van elektriciteit en gas gesloten, een duurovereenkomst. Daarbij is overeengekomen dat [gedaagde] maandelijks een voorschotbedrag betaalt. Minimaal een maal per jaar ontvangt [gedaagde] een jaarnota. Daarnaast ontvangt [gedaagde] bij verhuizing of beëindiging van de overeenkomst een eindnota. De handelaar dient, voordat de consument aan de overeenkomst is gebonden, de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie te verstrekken. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, ook als door de desbetreffende partij daar geen beroep op wordt gedaan. Na het aangaan van de overeenkomst dient die informatie verstrekt te worden op papier of een andere duurzame gegevensdrager.
5.2.
Hoist Finance heeft de bevestiging van de overeenkomst die Essent in 2016 met [gedaagde] heeft gesloten, de tarieven en de algemene voorwaarden ingediend. Zij heeft gesteld dat de overeenkomst telefonisch is gesloten, waarbij de informatie van artikel 6:230m BW aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld. Volgens Hoist Finance heeft Essent voorafgaand aan de overeenkomst [gedaagde] duidelijk en op begrijpelijke wijze geïnformeerd over de voornaamste kenmerken van de diensten, waaronder de tarieven met inbegrip van alle belastingen, de wijze van betaling, levering, duur van de overeenkomst en de van toepassing zijnde algemene voorwaarden en de voorwaarden omtrent het recht van ontbinding/herroeping. Zij onderbouwt dit echter niet.
5.3.
Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat de in artikel 6:230m BW bedoelde informatie tijdig aan [gedaagde] is verstrekt.
5.4.
Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU moet de kantonrechter aan de schending van de informatieverplichting gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Dat betekent dat de vordering niet zonder meer in zijn geheel kan worden toegewezen. Dat zou immers betekenen dat aan genoemde schending helemaal geen gevolgen worden verbonden. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als ‘evenredig’ worden aangemerkt.
5.5.
[gedaagde] erkent dat tussen partijen een energieovereenkomst bestond. [gedaagde] heeft verklaard bereid te zijn om iets te betalen maar op basis van de correctie van 24 april 2019. Die correctie houdt in dat [gedaagde] de nieuwe eindrekening € 28,67 moet betalen. Essent heeft dat bedrag bij de eindrekening van 30 april 2019 ad € 28,67 bij [gedaagde] in rekening gebracht. In die eindrekening zijn de door [gedaagde] genoemde correctie en de voorschottermijnen van februari en maart 2019 verwerkt. Met zijn verweer heeft [gedaagde] de vordering dus niet weersproken, althans niet gemotiveerd. De gevorderde hoofdsom komt de kantonrechter, met uitzondering van het hiernavolgende, ook niet ongegrond of onrechtmatig voor.
5.6.
Hiervoor is al overwogen dat de kantonrechter passende maatregelen kan nemen indien schending van de informatieverplichtingen heeft plaatsgevonden. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk toe te wijzen. Afwijzing van 25% van de gevorderde hoofdsom acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie als hiervoor bedoeld.
5.7.
Dit betekent dat van de gevorderde hoofdsom van € 305,67 een bedrag van € 229,25 zal worden toegewezen.
5.8.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld, te weten € 40,00 te vermeerderen met € 8,40 aan btw.
5.9.
De vordering tot vergoeding van de ‘wettelijke (handels) rente’ zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de verschillende data van verzuim. Hoist Finance heeft onvoldoende duidelijk gesteld welke rente zij vordert, de contractuele rente van 2% per jaar, de wettelijke rente of de wettelijke handelsrente. De kantonrechter zal daarom de wettelijke rente toewijzen, als volgt.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Hoist Finance van € 277,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 86,00 vanaf 23 februari 2019 tot aan de dag van de gehele betaling, over € 191,00 vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag van de gehele betaling en over € 28,67 vanaf 14 met 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Hoist Finance tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,09
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 72,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter