ECLI:NL:RBNHO:2020:10794
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake invorderingskosten inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 5 maart 2020 het bezwaar van eiser inzake de invorderingskosten op de aanslag inkomstenbelasting 2015 gegrond verklaarde. Eiser trok zijn beroep in op 2 september 2020, maar verzocht tegelijkertijd om een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat verweerder niet had gereageerd op de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen en dat partijen niet om een zitting hadden verzocht, waardoor het onderzoek werd gesloten.
De rechtbank overwoog dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels geeft over de kosten en de wijze van vaststelling. De rechtbank concludeerde dat het beroep was ingetrokken omdat verweerder tegemoet was gekomen aan eiser en dat eiser recht had op een proceskostenvergoeding. De rechtbank kende een bedrag van € 262,50 toe voor de door een derde verleende rechtsbijstand en bepaalde dat het door eiser betaalde griffierecht van € 48 door verweerder vergoed diende te worden.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.