ECLI:NL:RBNHO:2020:10791
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft eiser op 30 januari 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Cocensus, waarbij het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond is verklaard. Op 23 juli 2020 heeft de verweerder de naheffingsaanslag vernietigd. Eiser heeft op 3 augustus 2020 het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 31 augustus 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser. Eiser heeft verzocht om vergoeding van portokosten van € 2,73, maar verweerder heeft gesteld dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de opgevoerde kosten niet voldoen aan de criteria van het Besluit.
Wel wordt vastgesteld dat het door eiser betaalde griffierecht van € 48 door verweerder moet worden vergoed, en verweerder heeft bevestigd dat dit griffierecht inmiddels is vergoed. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, en deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.