ECLI:NL:RBNHO:2020:10785

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4052
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en verzuimen in bestuursrechtelijke procedure

Op 21 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres [X], vertegenwoordigd door gemachtigde B. Chanhih, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had op 21 juli 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 juni 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat eiseres op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 48. Eiseres is door de griffier op 20 augustus 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen, maar heeft niet gereageerd. Een tweede aanmaning is op 18 september 2020 verzonden, welke op 19 september 2020 is bezorgd, maar ook hierop heeft eiseres niet gereageerd.

Daarnaast heeft eiseres verzuimd om binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen en een machtiging over te leggen. De rechtbank heeft eiseres op 11 september 2020 gewezen op deze verzuimen, maar ook hierop is geen reactie gekomen. Gezien het ontbreken van een verontschuldiging voor deze verzuimen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2020 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres
(gestelde gemachtigde: B. Chanhih),
en
de inspecteur van de Belastingdient, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 21 juli 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 juni 2020 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 20 augustus 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 18 september 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 19 september 2020 is bezorgd op het kantooradres van de gestelde gemachtigde en dat voor ontvangst is getekend.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, en in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, heeft eiseres ook verzuimd een machtiging over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 11 september 2020 is eiseres gewezen op deze verzuimen en is zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 12 september 2020 is bezorgd op het kantooradres van de gestelde gemachtigde en dat voor ontvangst is getekend. Eiseres heeft niet gereageerd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.