ECLI:NL:RBNHO:2020:10783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20_3734
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake vrijstellingsbeschikking

Op 21 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] v.o.f. en de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn. Eiseres heeft op 19 juni 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst van 31 maart 2020, betreffende een vrijstellingsbeschikking. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 12 mei 2020. Eiseres heeft het beroepschrift echter pas op 29 juni 2020 verzonden, waardoor het niet tijdig is ingediend. Eiseres voert aan dat haar boekhouder, die de uitspraak op bezwaar ontving, door het overlijden van zijn vader in maart 2020 in het buitenland verbleef en moeilijk bereikbaar was.

De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden geen verschoonbare reden vormen voor de termijnoverschrijding. Het overlijden van de boekhouder is in het algemeen onvoldoende reden om niet tijdig een beroepschrift in te dienen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij of haar boekhouder gedurende de gehele termijn niet in staat waren om het beroepschrift tijdig in te dienen.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres niet tijdig heeft voldaan aan de verzoeken om een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister over te leggen. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen, maar de reactie van eiseres kwam niet binnen de gestelde termijn. Gelet op deze feiten heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2020 in de zaak tussen

[X] v.o.f., te [Z] , eiseres
(gemachtigde: mr. H. Yildirim),
en
de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 19 juni 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 31 maart 2020 inzake de vrijstellingsbeschikking met nummer [#] beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 31 maart 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 12 mei 2020.
4. Eiseres heeft het beroepschrift per aangetekende post verzonden op 29 juni 2020 waarna het door de rechtbank op 30 juni 2020 is ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiseres voert hiertoe aan dat de voornaamste reden hiervoor is dat haar boekhouder, die de uitspraak op bezwaar heeft ontvangen op 31 maart 2020 wegens het overlijden van zijn vader in de maand maart in het buitenland verbleef en, mede vanwege de corona-situatie, daarna zeer moeilijk bereikbaar is geweest.
5. De rechtbank ziet in deze omstandigheden geen reden voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In het algemeen is overlijden onvoldoende reden om niet tijdens de beroepstermijn een beroepschrift, desnoods onder voorbehoud van het aanvoeren van gronden, in te dienen. Niet is gebleken dat de boekhouder van eiseres of eiseres zelf gedurende de gehele beroepstermijn vanwege het overlijden van de vader van de boekhouder en vanwege de corona-situatie niet in staat was het beroepschrift tijdig in te dienen dan wel om hiertoe hulp in te schakelen. Het niet treffen van enige voorziening komt voor risico van eiseres.
6. De rechtbank overweegt verder nog als volgt. Om te kunnen beoordelen of de opdracht tot het instellen van beroep bevoegd is gegeven moet op grond van het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb binnen de gestelde termijn een schriftelijke machtiging op naam van de gestelde gemachtigde en een uittreksel uit het handelsregister worden overgelegd. Eiseres is bij aangetekende brief van 5 augustus 2020 in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiseres niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de rechtbank deze brief ter kennisneming per gewone post toegezonden.
7. Bij brief van 8 september 2020 heeft eiseres gereageerd. Dat is niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn.
8. Het beroep is gelet op het voorgaande kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.