ECLI:NL:RBNHO:2020:10742

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
8623748 \ CV EXPL 20-2469
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in een arbeidsgeschil met een statutair bestuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van de werknemer, die tevens statutair bestuurder is van de gedaagde vennootschap. De werknemer, aangeduid als [eiseres], heeft een vordering ingesteld tegen M. Boonstra Beheer B.V. voor loonbetaling en andere verzoeken, waaronder ontbinding van de arbeidsovereenkomst en betaling van een transitievergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, volgens artikel 2:241 van het Burgerlijk Wetboek, de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van rechtsvorderingen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen de vennootschap en de bestuurder. Dit geldt ook voor verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ongeacht of de bestuurder inmiddels is ontslagen.

De kantonrechter heeft op basis van de feiten en de ingediende stukken geconcludeerd dat [eiseres] zowel werknemer als bestuurder is geweest van Boonstra Beheer. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de kantonrechter niet bevoegd is om de zaak te behandelen, ook niet in het geval van een voormalig bestuurder. De zaak is daarom verwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De kantonrechter heeft ook de bezwaren van Boonstra Beheer tegen de wijziging van eis door [eiseres] in overweging genomen, maar heeft besloten dat deze beslissing aan de rechtbank is.

De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar het team Handel, Kanton en Insolventie van de rechtbank, locatie Haarlem, en heeft bepaald dat partijen bij advocaat moeten verschijnen. Tevens is er informatie gegeven over de griffierechten die verschuldigd zijn na de verwijzing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8623748 \ CV EXPL 20-2469
Uitspraakdatum: 3 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. R. Engel
tegen
de besloten vennootschap
M. Boonstra Beheer B.V.
gevestigd te Beets
gedaagde
verder te noemen: Boonstra Beheer
gemachtigde: [XX] .

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 25 juni 2020 een vordering tegen Boonstra Beheer ingesteld. Boonstra Beheer heeft schriftelijk geantwoord en en een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 2 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven 21 oktober 2020 en 23 oktober 2020 nog stukken toegezonden.

2.De beoordeling

2.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding betaling van € 17.279,90 bruto aan salaris gevorderd. Na wijziging van haar eis heeft [eiseres] ook betaling van salaris tot de einddatum van het dienstverband gevorderd, heeft zij verzocht de arbeidsovereenkomst met Boonstra Beheer te ontbinden en heeft zij gevorderd dat Boonstra Beheer wordt veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 1.576,99 bruto en en billijke vergoeding van € 6.307,96 bruto.
2.2.
Boonstra Beheer heeft de vordering van [eiseres] betwist. Boonstra Beheer heeft ook verschillende tegenvorderingen ingediend, onder meer om [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 19.769,29 aan
“openstaande Rekening Courant”en om [eiseres] te verbieden om bedrijfsinformatie en adressen van Boonstra Beheer te gebruiken en te verspreiden.
2.3.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat [eiseres] niet alleen werknemer, maar ook (statutair) bestuurder is of is geweest van Boonstra Beheer. Dat blijkt ook uit de stukken. Volgens de notulen van 5 januari 2016 van de algemene vergadering van aandeelhouders van Boonstra Beheer is [eiseres] in dienst genomen als administrateur en in een akte van 29 januari 2016 is [eiseres] door de algemene vergadering van aandeelhouders van Boonstra Beheer tot bestuurder benoemd. Volgens die akte zijn [XX] , de directeur van Boonstra Beheer, en [eiseres] ook beiden aandeelhouder van Boonstra Beheer, [eiseres] voor 5%. Daarnaast is sprake van een echtscheidingsprocedure tussen [eiseres] en [XX] .
2.5.
De vorderingen en verzoeken van [eiseres] zijn allemaal gebaseerd op de stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen haar en Boonstra Beheer.
2.5.
Volgens artikel 2:241 van het Burgerlijk Wetboek neemt de rechtbank kennis van alle rechtsvorderingen betreffende de overeenkomst tussen de vennootschap en de bestuurder, ook van de verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en niet de kantonrechter. Vast staat dat [eiseres] bestuurder is of is geweest van Boonstra Beheer. Dat betekent dat de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen en verzoeken van [eiseres] , en dus niet bevoegd is de zaak te behandelen. Daaraan doet niet af de stelling van Boonstra Beheer dat [eiseres] is ontslagen als bestuurder. Ook als het gaat om een vordering of een verzoek van een voormalig bestuurder is de rechtbank bevoegd en niet de kantonrechter. Daarbij komt dat [eiseres] betwist dat zij (rechtsgeldig) is ontslagen als bestuurder.
2.6.
Ook ten aanzien van de tegenvordering van Boonstra Beheer geldt dat de kantonrechter niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, omdat die vordering kennelijk mede voortvloeit uit een overeenkomst tussen Boonstra Beheer als vennootschap en [eiseres] als bestuurder. Verder ziet die tegenvordering deels op vorderingen van onbepaalde waarde en zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat deze geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00, zodat de kantonrechter ook op grond van artikel 93, aanhef en onder b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet bevoegd is van die tegenvordering kennis te nemen.
2.7.
Op de zitting is gebleken dat de zaak ook niet met toepassing van artikel 96 Rv door de kantonrechter kan worden behandeld, omdat partijen daartoe niet samen een verzoek hebben ingediend en daarmee niet beide hebben ingestemd.
2.8.
Boonstra Beheer heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis door [eiseres] . De kantonrechter begrijpt dat Boonstra Beheer er ook bezwaar tegen heeft dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de daarmee gepaard gaande verzoeken in deze procedure worden beoordeeld en behandeld. Omdat de zaak in zijn geheel wordt verwezen naar de rechtbank, zal de kantonrechter de beslissing over de toelaatbaarheid van de wijziging van eis en een beslissing over de vraag of ontbinding bij dagvaarding kan worden verzocht, overlaten aan de rechtbank. Dat geldt ook voor de vraag of de tegenvordering van Boonstra Beheer in deze procedure kan worden behandeld.
2.9.
De kantonrechter zal zich dus onbevoegd verklaren om van de zaak kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin deze zich nu bevindt, verwijzen naar de bevoegde rechter van het team Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank, locatie Haarlem.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
3.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar het team Handel, Kanton en Insolventie van deze rechtbank, locatie Haarlem, en wel naar de rolzitting van
woensdag 6 januari 2021 om 10.00 uur, waar partijen bij advocaat dienen te verschijnen;
3.3.
bepaalt dat [eiseres] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
3.4.
bepaalt dat Boonstra Beheer na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
3.5.
deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of;
2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter