In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Ryanair Limited. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dublin op 6 september 2017. Deze vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen, waarna de passagier compensatie heeft gevorderd van Ryanair op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een technisch mankement tijdens de voorafgaande vlucht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Ryanair geen bewijs heeft geleverd voor deze buitengewone omstandigheden en dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken. Aangezien Ryanair dit heeft nagelaten, heeft de kantonrechter de vordering van de passagier toegewezen en Ryanair veroordeeld tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.