ECLI:NL:RBNHO:2020:10658

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
8274684 AO VERZ 20-7
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens agressief gedrag van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De werknemer, die sinds 30 juli 2018 in dienst was als Operator, werd op 28 november 2019 op staande voet ontslagen na een incident op 26 november 2019. Tijdens dit incident had de werknemer zijn leidinggevende in het bijzijn van collega's beledigd en was zijn vriendin ongeautoriseerd aanwezig in de fabriek. De werkgever stelde dat het gedrag van de werknemer, waaronder verbaal en non-verbaal agressief gedrag, een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde.

De werknemer verzocht om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, maar de kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was. De rechter concludeerde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ernstig wangedrag, wat de werkgever het recht gaf om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de werkgever.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om zich te houden aan de gedragsnormen op de werkvloer en de gevolgen van agressief gedrag tegenover leidinggevenden. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van het geval zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8274684 AO VERZ 20-7
Uitspraakdatum: 13 oktober 2020
Beschikking in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr J.A. Heeren
tegen
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[werkgever]
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werkgever]
gemachtigde: mr. J.B.J. de Bruyn

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft op 17 januari 2020 een verzoek gedaan om een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding toe te kennen. [werkgever] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Bij brief van 16 april 2020 is partijen verzocht of de behandeling van de zaak schriftelijk afgewikkeld kon worden omdat het plannen van een mondelinge behandeling vanwege de uitbraak van het Corona-virus op dat moment niet mogelijk was. Omdat (de gemachtigde van) [werkgever] heeft aangegeven daartegen bezwaar te hebben, is alsnog een mondelinge behandeling gepland.
1.3.
Op 15 september 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [werknemer] heeft ter zitting pleitaantekeningen en aanvullende producties overgelegd. De gemachtigde heeft bezwaar gemaakt tegen de bij de pleitaantekeningen gevoegde producties. De kantonrechter heeft daarop ter zitting beslist dat de aanvullende producties buiten beschouwing blijven omdat zij te laat zijn ingediend.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1990] , is 30 juli 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [werkgever] , in de functie van Operator tegen een salaris van (laatstelijk) € 2.599,00 bruto per maand voor 40 uur per week.
2.2.
[werkgever] is een onderneming die zich onder andere bezig houdt met het digitaal printen van grootformaat, vervaardigen van Retail displays en de montage van visuele communicatiedragers.
2.3.
Bij brief van 28 november 2019 is [werknemer] op staande voet ontslagen, hetgeen als volgt aan hem is bevestigd:
‘Referring to the situation with your supervisor at November 26, 2019, where you and your girlfriend have verballv and aggressively addressed him, we decided to terminale your contract with immediate effect.
During the aforementioned situation, your girlfriend was unauthorized present in our factory during your working hours. At the same time you left your printing machine unattended. When your supervisor addressed you and your girlfriend about this, you responded as described above.
We consider this an urgent reason for dismissal. That is why we grant you immediate dismissal. (…)’
2.4.
Als productie heeft [werkgever] overgelegd een verklaring van 5 maart 2020 van [productiemanager] (hierna [productiemanager] ), werkzaam als Productie Manager, over de gebeurtenissen op 26 november 2020:

(…) [werknemer] had aan mij gevraagd om tussen het werk door even zijn auto bij de garage te brengen of halen. Dit zou een kwartier duren en de productie van deze dag zou hier niet onder leiden.
Na ongeveer een half uur had ik door dat de machine toch stil stond en ben ik gaan kijken waar de [werknemer] uithing.
Tot mijn grote verbazing vond ik [werknemer] samen met zijn vriendin bij ons in het bedrijf boven op zolder, waar beide rustig door hun inboedel heen aan het gaan zijn.
Ik geef als reactie wat we hier aan het doen zijn en dat er gewoon gewerkt dient te worden en zijn vriendin hier helemaal niets te zoeken heeft tijdens werk tijd. Hierop wordt zijn vriendin boos en begint op een niet juiste manier vragen te stellen als wat voor idioot ik ben en of ik hier een dictator ben.
Toen heb ik haar naar buiten gestuurd, waarop [werknemer] en vriendin beide nog wat
woorden mijn kant op gooien en daarna boos naar buiten stormen. Ik was weer aan het werk gegaan en na ongeveer een kwartier komt [werknemer] het bedrijf binnen gestormd, smijt de deur dicht en komt rechtstreeks en agressief op mij afgestormd midden in de productie hal.
[werknemer] komt recht in mijn gezicht staan en schreeuwt dingen als; wat denk jij hier voor een dictator te zijn dat je mijn vriendin er uit kan sturen.
Hierop probeer ik hem te kalmeren en wil hem meenemen naar de vergader ruimtes om niet van het toezicht van alle medewerkers dit te doen. Op dit moment heb ik gelijk [business controller] erbij geroepen.’
2.5.
Als productie heeft [werkgever] voorts een verklaring overgelegd van 11 maart 2020 van [business controller] (hierna [business controller] ), werkzaam als Head of Finance, Financial Manager & Business controller over de gebeurtenissen op 26 november 2020:
‘(…) [productiemanager] (Productie manager) [werkgever] ( [productiemanager] ) heeft ondergetekende op de hierboven genoemde datum verzocht om deel te nemen aan een persoonlijk gesprek met een van zijn medewerkers [werknemer] , (Operator) [werkgever] ( [werknemer] )
Het gesprek was om een situatie te analyseren dat behoorlijk uit de hand was gelopen. Er was situatie ontstaan tussen [productiemanager] , [werknemer] en de vriendin van [werknemer] .
En dat ging over activiteiten die hebben plaatsgevonden in de werktijden “ [werknemer] tezamen met zijn vriendin” die ongeoorloofd waren.
[werknemer] was erg emotioneel, verhief zijn stem en was agressief geladen.
[werknemer] verweet [productiemanager] van dat hij een idioot en een dictator was en dat hij het recht niet heeft om zijn vriendin, de deur te wijzen.
[productiemanager] probeerde [werknemer] te kalmeren, dat verliep moeizaam en toen heeft ondergetekende [werknemer] vriendelijk verzocht om huiswaarts te gaan en dat [werkgever] contact zal opnemen voor de verdere afhandeling van de ontstane situatie

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om ten laste van [werkgever] een billijke vergoeding van € 4.378,00 toe te kennen. Daarnaast heeft hij een verzoek gedaan om [werkgever] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 2.599,00 (één maandsalaris voor één maand opzegtermijn) en een vergoeding voor juridische kosten van € 2.736,00.
3.2.
[werknemer] legt aan zijn verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven. De gebeurtenissen zoals die zich 26 november 2019 hebben voorgedaan leveren geen dringende reden voor ontslag op staande voet op, ook niet in samenhang met een eerder gegeven waarschuwing. Er is op 26 november 2019 weliswaar een onaangename stemming ontstaan, maar daaraan is niet [werknemer] maar de manager debet.
3.3.
Omdat er voor [werknemer] geen plaats meer is in het bedrijf van [werkgever] , berust [werknemer] in het ontslag en verzoekt hij om toekenning van voornoemde vergoedingen. De hoogte van de verzochte billijke vergoeding is gelijk aan een aanvulling van 30% over de periode (naar verwachting negen maanden) dat [werknemer] op een WW-uitkering is aangewezen, vermeerderd met een bedrag van € 1.000,- aan verwervingskosten voor het vinden van een andere baan. [werkgever] moet ook worden veroordeeld tot betaling van de kosten voor juridische bijstand.

4.Het verweer

4.1.
[werkgever] verweert zich tegen het verzoek en verzoekt om afwijzing daarvan. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. De gebeurtenissen op 26 november 2019 leveren een dringende reden op als bedoeld in artikel 7:677 BW. [werknemer] heeft zich bewezen schuldig gemaakt aan verbaal en non-verbaal agressief gedrag jegens zijn leidinggevende, zijn leidinggevende meermaals ernstig beledigd, zijn vriendin ongeautoriseerd toegang gegeven tot de werkvloer van [werkgever] , de door hem bediende machine langdurig onbemand gelaten en zich niets aangetrokken van de instructie van [werkgever] deze binnen een kwartier weer te bemannen. Hiermee heeft [werknemer] zijn plichten uit de arbeidsovereenkomst op grove wijze veronachtzaamd, wat hem des te meer valt aan te rekenen vanwege de eerdere officiële waarschuwing.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [werknemer] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding moet worden toegekend in verband met het op 28 november 2019 gegeven ontslag op staande voet.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel a BW, heeft [werknemer] zijn verzoek tijdig, namelijk binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, ingediend.
Ontslag op staande voet
5.3.
De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
5.4.
Op grond van artikel 7:678 eerste lid, BW worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van artikel 7:677 BW beschouwd, zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden die opzegging van de arbeidsovereenkomst op staande voet rechtvaardigt, dienen volgens vaste rechtspraak alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. De werkgever moet stellen en bewijzen dat een dringende reden bestaat.
5.5.
De redenen die [werkgever] aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd is het feitencomplex van 26 november 2019 zoals opgenomen in de ontslagbrief van 28 november 2019:
i) Your girlfriend was unauthorized present in our factory during your working hours;
ii) At the same time you left your printing machine unattended;
ii) When your supervisor addressed you and your girlfriend about this, you and your girlfrend addressed him verballey and aggressively.
5.6.
Ter onderbouwing heeft [werkgever] verklaringen van [productiemanager] en [business controller] overgelegd, zoals weergegeven onder 2.4 en 2.5 bij de Feiten. In aanvulling daarop heeft [productiemanager] ter zitting verklaard dat hij naar [werknemer] op zoek is gegaan omdat hij zag dat zijn machine onbemand was. Toen hij [werknemer] met zijn vriendin op zolder aantrof, heeft hij gevraagd wat zij daar te zoeken had en haar gezegd dat ze naar buiten moest. [werknemer] en zijn vriendin zijn daarop boos vertrokken en [productiemanager] is terug aan het werk gegaan. Ongeveer een kwartier later kwam [werknemer] in zijn eentje naar binnen gestormd, rende rechtstreeks op [productiemanager] af en begon, terwijl hij op een klein stukje van zijn gezicht af stond, tegen [productiemanager] dingen te schreeuwen zoals ‘fucking dictator’ en ‘wie ben je wel niet dat je mijn vriendin eruit zet’. Het geschreeuw was zo hard dat personeel uit beide fabriekshallen erop af kwam om te kijken wat er aan de hand was. [productiemanager] heeft vervolgens geprobeerd [werknemer] rustig te krijgen en het schelden af te kappen. Toen dat niet lukte heeft hij [business controller] gebeld om hulp te vragen en zijn ze met [business controller] naar de vergaderruimte gegaan, aldus nog steeds [productiemanager] .
5.7.
[business controller] heeft ter zitting verklaard dat toen hij de vergaderruimte in kwam, [werknemer] [productiemanager] ‘voor van alles en nog wat uitmaakte’, zoals ‘fucking dictator’ en ‘alles met fuck ervoor’. Het was een emotionele woordenstroom van circa vijf minuten. Op een gegeven moment heeft hij [werknemer] afgekapt en [werknemer] de deur gewezen met de mededeling dat hij nog van [werkgever] zou horen, aldus nog steeds [business controller] .
5.8.
[werknemer] (bij monde van zijn gemachtigde) en zijn vriendin, [vriendin], hebben ter zitting verklaard dat [werknemer] na terugkomst van de garage samen met zijn vriendin op verzoek van een collega naar de zolder is gegaan om aan te wijzen welke van zijn (aldaar opgeslagen) spullen weggegooid mochten worden. De printstraat waar [werknemer] verantwoordelijk voor is, had op dat moment geen werk volgens [werknemer] . Toen ze op zolder waren kwam [productiemanager] binnen en schreeuwde onbeschoft tegen zijn vriendin: ‘what the fuck are you doing here’ en ‘are you crazy’. Daarop is de vriendin naar buiten gelopen en heeft [werknemer] [productiemanager] geëmotioneerd gezegd dat hij een dergelijke benadering niet wenst. Ten aanzien van het verwijt van [werkgever] dat [werknemer] [productiemanager] vervolgens verbaal en agressief bejegend heeft, heeft hij ter zitting aangegeven dat hij heel boos was, dat de bewoordingen zoals die volgens [productiemanager] en [business controller] zijn gebruikt juist zouden kunnen zijn, maar dat hij zich niet meer kan herinneren welke bewoordingen hij heeft gebruikt.
5.9.
De kantonrechter overweegt dat op basis van het voorgaande vaststaat dat [werknemer] onder werktijd met zijn vriendin naar de zolder van [werkgever] is gegaan en dat zijn manager daarvoor geen toestemming had gegeven. Daarmee staat ook vast dat de printstraat waarvoor [werknemer] verantwoordelijk was (op dat moment) onbemand was. Niet betwist is dat [werknemer] , nadat zijn vriendin door [productiemanager] was weggestuurd, mee naar buiten is gegaan en een kwartier later weer naar binnen is gegaan om bij [productiemanager] verhaal te halen door op [productiemanager] af te rennen, op een paar centimeter van zijn gezicht te gaan staan en teksten te schreeuwen als ‘fucking dictator’, dusdanig luid dat dit door personeel uit beide fabriekshallen is opgemerkt. De kantonrechter is van oordeel dat dergelijk gedrag niet door de beugel kan. Van belang daarbij is dat [werknemer] doordat hij een kwartier buiten is geweest, voldoende tijd heeft gehad om bij zinnen te komen en zich te herpakken. Kennelijk heeft hij die tijd echter alleen gebruikt om zichzelf nog eens op te laden om [productiemanager] in het bijzijn van collega’s de huid vol te schelden. De uitbarsting van [werknemer] was dusdanig dat [productiemanager] daarin aanleiding heeft gezien om de hulp van [business controller] in te roepen. Ook na diens komst ging [werknemer] echter door, zodat [business controller] – om die situatie te stoppen - genoodzaakt was hem weg te sturen.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat de bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling samenhang bezien, een dringende reden voor een ontslag op staande voet opleveren in de zin van artikel 7:678 BW. Aangezien door [werknemer] niet is betwist dat het ontslag onverwijld is gegeven, zal van de tijdigheid daarvan worden uitgegaan. Door [werknemer] zijn geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie ten aanzien van de rechtsgeldigheid van het ontslag zouden kunnen leiden.
Verzochte vergoedingen
5.11.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [werknemer] om toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden afgewezen.
Proceskosten
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [werkgever] worden vastgesteld op € 720,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkgever] tot en met vandaag vaststelt op € 720,00 aan salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart vorenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter