In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De werknemer, die sinds 30 juli 2018 in dienst was als Operator, werd op 28 november 2019 op staande voet ontslagen na een incident op 26 november 2019. Tijdens dit incident had de werknemer zijn leidinggevende in het bijzijn van collega's beledigd en was zijn vriendin ongeautoriseerd aanwezig in de fabriek. De werkgever stelde dat het gedrag van de werknemer, waaronder verbaal en non-verbaal agressief gedrag, een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde.
De werknemer verzocht om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, maar de kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was. De rechter concludeerde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ernstig wangedrag, wat de werkgever het recht gaf om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de werkgever.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om zich te houden aan de gedragsnormen op de werkvloer en de gevolgen van agressief gedrag tegenover leidinggevenden. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van het geval zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was.