ECLI:NL:RBNHO:2020:10642

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
C/15/299807 / HA ZA 20-127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor vervoersopdrachten en verweer op basis van schadevergoeding

In deze zaak vordert eiser, een vervoerder, betaling van twee onbetaalde facturen van in totaal € 30.475,18 van gedaagde, Peter Appel Transport B.V. Eiser heeft in opdracht van gedaagde vervoersopdrachten verricht voor Albert Heijn. Gedaagde heeft de overeenkomst met eiser beëindigd naar aanleiding van een verdenking van fraude, waarbij eiser rolcontainers van Albert Heijn zou hebben ontvreemd. Eiser betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij recht heeft op betaling van de facturen, die opeisbaar zijn op basis van de overeengekomen selfbillingmethode. Gedaagde voert aan dat hij zich beroept op verrekening met een tegenvordering wegens schade die hij zou hebben geleden door het handelen van eiser. De rechtbank oordeelt dat gedaagde geen recht heeft op verrekening, omdat er geen opeisbare vordering op eiser bestaat. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
AJB/JvdK
zaaknummer / rolnummer: C/15/299807 / HA ZA 20-127
Vonnis van 25 november 2020
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.C.J. Houben te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PETER APPEL TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Middenmeer,
gedaagde,
advocaat mr. M.S.F. Loor te Zaandam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Appel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 januari 2020, hersteld bij exploot van 18 februari 2020, met producties 1-11;
- de conclusie van antwoord met producties G1-G6;
- het vonnis van 22 april 2020;
- de mondelinge behandeling van 8 september 2020 en de tijdens deze mondelinge behandeling door mr. Houben aan Appel en aan de rechtbank overgelegde en voorgelezen spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In maart 2017 hebben [eiser] en Appel een overeenkomst gesloten inhoudende dat [eiser] in opdracht van Appel als vervoerder tegen betaling vervoer van goederen zal verrichten ten behoeve van Albert Heijn. Partijen hebben in dat kader twee vervoerdersverklaringen ondertekend, een versie van 25 juli 2016 en een versie van 2 maart 2017. In de versie van 2 maart 2017 staat onder meer vermeld:

(…)
1. Voorwaarden:
a. Op het vervoer zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
i. op het nationale wegvervoer de algemene Vervoerscondities (AVC), laatste versie;
(…)
2. Aanwijzingen, richtlijnen en instructies
a. Vervoerder zorgt voor stipte opvolging van alle door Peter Appel Transport B.V. gestelde aanwijzingen, richtlijnen en instructies bij de uitvoering van de transportopdracht.
b. Het kan voorkomen dat Peter Appel Transport B.V. tijdens de uitvoering van de rit actuele ritdata nodig heeft, waardoor er gewerkt moet worden met een GPS applicatie die gekoppeld wordt aan de systemen van Peter Appel Transport B.V.
3. Vastgestelde routes/afwijkingen
a. De vervoerder mag nooit afwijken van de vastgestelde routes zonder overleg met de planningsfunctionarissen van Peter Appel Transport B.V. De eventuele extra uren en/of km's ontstaan zonder overleg, afwijkend van de vastgestelde routes, worden nimmer uitbetaald.
b. Bij afwijking van de vastgestelde routes, zonder toestemming van Peter Appel Transport B.V., zijn alle kosten en gevolgen die hieruit voortvloeien voor rekening van de vervoerder.
(…)
4. Verplichtingen vervoerder
a. Voert de transportopdracht uit met voor dit vervoer geschikt, schoon, droog en representatief materieel.
(…)
q. Levert de goederen af bij de geadresseerde in dezelfde staat en onder dezelfde condities als waarin deze zijn ontvangen voorafgaand aan het vervoer.
r. De vervoerder vrijwaart Peter Appel Transport B.V. voor iedere aansprakelijkheid die kan ontstaan doordat de vervorder schade veroorzaakt aan goederen van derden of bij letsel. De vervoerder zal alles in het werk stellen om de schadelijdende partij schadeloos te stellen.
(…)
11. Basis voor facturatie
(…)
c. De opbrengst van de prestatie zal uiterlijk 35 dagen na de factuurdatum uitbetaald worden, zo nodig onder bijtelling van alle door de vervoerder gemaakte kosten.
(…)
In de versie van 25 juli 2016 staan de hierboven weergegeven bepalingen, onder een hier en daar afwijkende nummering, ook vermeld.
2.2.
[eiser] is daarnaast akkoord gegaan met het door Appel voorgestelde systeem van ''selfbilling''. In dat kader heeft [eiser] op 21 maart 2017 een ''Akkoordverklaring Selfbilling'' ondertekend. Op het bij deze verklaring behorende een A4-tje, afkomstig van Appel, staat onder meer vermeld:

(…)
U verricht regelmatig werkzaamheden voor ons als charter.
Wij vinden het belangrijk dat onze samenwerking administratief optimaal verloopt.
Wij zien als mogelijke verbetering dat wij zelf het initiatief nemen om de onderlinge vergoeding te verrekenen. Deze manier van verrekenen is bekend onder de term ''selfbilling''.
(…)
Bij selfbilling ontvangt u van ons eerst, bij voorkeur per mail, een voorstel. Als u akkoord gaat met dit voorstel boeken wij in onze administratie een inkoopfactuur en versturen wij u deze, bij voorkeur ook per mail. De inkoopfactuur wordt direct betaalbaar gesteld en volgens de afgesproken betalingstermijn voldaan. U hoeft zelf geen inkoopfactuur meer op te stellen en de krediettermijn wordt zo kort mogelijk gehouden,
(…)
2.3.
Onderdeel van de overeenkomst tussen partijen zijn de Algemene Vervoerscondities 2002 (hierna: AVC). Artikel 27 van deze AVC bepaalt:

Vertragingsrente
Partijen zijn over een door hen verschuldigd bedrag wettelijke rente verschuldigd op voet van art. 6:119 BW.
2.4.
[eiser] heeft sinds maart 2017 in opdracht van Appel, ten behoeve van Albert Heijn, vervoersopdrachten verricht.
2.5.
Op 5 november 2019 hebben [eiser] en Appel met elkaar gesproken over een bij Albert Heijn gerezen en door Albert Heijn aan Appel gecommuniceerd vermoeden van fraude, inhoudende dat [eiser] en/of zijn chauffeurs in de periode van juni 2019 tot oktober 2019 (lege) rolcontainers van Albert Heijn zouden hebben ontvreemd.
2.6.
Appel heeft op 26 november 2019 vanwege deze verdenking van fraude de overeenkomst met [eiser] beëindigd. [eiser] heeft zijn laatste vracht voor Appel op 6 november 2019 verzorgd.
2.7.
[eiser] heeft zijn werkzaamheden telkens aan Appel gefactureerd. Appel heeft de laatste twee facturen van 26 oktober 2019 ad € 15.340,50 (met nummer 700396-2019-43) en van 2 november 2019 ad € 15.134,68 (met nummer 700396-2019-44) onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Appel veroordeelt tot betaling aan [eiser] van:
- de hoofdsom van € 30.475,18;
- de buitengerechtelijke kosten van € 1.079,75;
- de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 30.475,18 met ingang van 13 december 2019, althans 24 december 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen het volgende gesteld. Appel heeft de laatste twee facturen ten bedrage van € 15.340,50 respectievelijk € 15.134,68 (zie 2.7), derhalve in totaal € 30.475,18, niet betaald, terwijl [eiser] de werkzaamheden die daaraan ten grondslag liggen wel heeft verricht. De betaling van de twee facturen is opeisbaar nu Appel en [eiser] met elkaar de selfbillingmethode zijn overeengekomen (zie 2.2) en aan de voorwaarden daarvoor met betrekking tot deze twee facturen is voldaan. Appel heeft immers voor de werkzaamheden voorstellen voor de inkoopfacturen gedaan aan [eiser] , die door [eiser] zijn geaccordeerd.
3.3.
Appel heeft de vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen van [eiser] niet betwist, maar voert aan dat hij [eiser] niets hoeft te betalen, omdat hij zich beroept op verrekening met een tegenvordering van grotere omvang. Appel heeft ter onderbouwing van deze (te verrekenen) tegenvordering op [eiser] het volgende gesteld. [eiser] moet een schadevergoeding aan Appel betalen van thans nog niet precies bekende omvang, maar wel van grotere omvang dan de vordering van [eiser] op Appel. Appel stelt zich op het standpunt dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Albert Heijn, ten behoeve van wie hij in opdracht van Appel vervoerswerkzaamheden verrichtte. Hij heeft 420 rolcontainers (emballage) ontvreemd dan wel verduisterd, die aan Albert Heijn toebehoorden. Hij heeft de rolcontainers wel opgehaald bij locaties van Albert Heijn maar niet, zoals hij op grond van de vervoersovereenkomst met Appel wel had moeten doen, bij het distributiecentrum van Albert Heijn afgeleverd. Dat blijkt uit het sluitende registratiesysteem van Albert Heijn waarmee het laden en lossen van emballage door middel van het scannen van streepjescodes wordt geregistreerd. In december 2019 heeft Appel de schade geschat op een bedrag van ruim € 34.000,– maar inmiddels houdt zij rekening met een bedrag van mogelijk € 96.600,– (420 containers met een nieuwprijs van € 230,– per stuk). De hele gang van zaken is aanleiding geweest voor Appel om de overeenkomst met [eiser] te beëindigen. Daarnaast heeft Appel [eiser] aansprakelijk gesteld voor de schade. Appel gaat er immers van uit dat Albert Heijn de schade op Appel zal willen verhalen, nu Appel degene is die [eiser] heeft ingehuurd ten behoeve van Albert Heijn. In het verlengde daarvan dient [eiser] Appel schadeloos te stellen. Daarnaast heeft Appel zelf schade geleden door de handelwijze van [eiser] , die voor rekening van [eiser] moet komen. Ten eerste heeft Appel een bedrag van € 4.389,38 inclusief BTW moeten betalen voor juridische bijstand die nodig was om de overeenkomst met [eiser] te beëindigen. Ten tweede heeft Appel omzetverlies gemaakt omdat hij op korte termijn een alternatief voor [eiser] heeft moeten zoeken, en dat alternatief hield minder gunstige voorwaarden voor Appel in. Tot slot heeft Appel bij Albert Heijn reputatieschade geleden. De goede naam van Appel bij Albert Heijn, een goede klant van Appel, heeft een deuk opgelopen. De totale schadevergoeding raamt Appel op een bedrag van € 130.389,38.
3.4.
[eiser] heeft betwist dat hij of zijn chauffeurs rolcontainers hebben ontvreemd of verduisterd. [eiser] heeft aangevoerd dat het systeem van controle van laden en lossen van de emballage niet waterdicht is en zelfs een rommeltje is. Rolcontainers staan buiten bij het distributiecentrum in de regen op straat lange tijd te wachten tot die ingenomen worden, waardoor de etiketten eraf vallen en niet meer te zien is van welke vervoerder de rolcontainers afkomstig zijn. Voorts heeft [eiser] betwist dat Appel zich kan beroepen op verrekening. Volgens [eiser] heeft Appel geen opeisbare vordering op [eiser] , terwijl dat wel nodig is om met succes een beroep op verrekening te kunnen doen. Appel heeft volgens [eiser] niet onderbouwd dat zij schade heeft geleden. Uit het verweer van Appel blijkt dat zij nog niet door Albert Heijn is aangesproken vanwege geleden schade. Uit niets blijkt dat hier wel nog rekening mee moet worden gehouden.
3.5.
Appel heeft ter zitting als nadere toelichting op de grondslag van zijn tegenvordering aanvullend opgemerkt dat hij betaling van de facturen van [eiser] opschort en mocht opschorten totdat er duidelijkheid is over de vraag of Albert Heijn de door [eiser] veroorzaakte schade gaat verhalen op Appel. Tot slot betwist Appel de gevorderde wettelijke handelsrente en voert zij aan dat hooguit de wettelijke rente kan gelden.
3.6.
[eiser] heeft de nadere toelichting van de grondslag gemotiveerd weersproken. Ten aanzien van de gevorderde handelsrente heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de gevorderde veroordeling van Appel tot betaling van de hoofdsom van € 30.475,18 toewijzen. Tussen partijen is niet in geschil dat Appel gehouden is om de twee facturen vermeld onder 2.6 die tezamen dit bedrag belopen te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Appel op verrekening of op opschorting faalt.
4.2.
De rechtbank stelt hierbij het volgende voorop: ''Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering'' (artikel 6:127 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Verrekening is dus uitgesloten als een debiteur (in dit geval Appel) niet bevoegd is om betaling van zijn vordering af te dwingen, bijvoorbeeld als de vordering (nog) niet opeisbaar is. Vaststaat dat Albert Heijn Appel tot op heden niet aansprakelijk heeft gesteld voor schade als gevolg van niet teruggebrachte rolcontainers, laat staan dat Appel een schadevergoeding heeft moeten betalen aan Albert Heijn. Appel heeft in dat verband dus (nog) geen schade geleden en daarom geen (opeisbare) vordering tot schadevergoeding op [eiser] . Van verrekening door Appel in verband met een mogelijk toekomstige schadevordering van Albert Heijn kan dus geen sprake zijn. Hetzelfde geldt voor het beroep van Appel op opschorting van zijn betalingsverplichtingen jegens [eiser] . Op grond van artikel 6:52 lid 1 BW geldt voor een opschortingsrecht ook dat de schuldenaar een opeisbare vordering moet hebben op de schuldeiser. Voor opschorting totdat een tegenvordering opeisbaar wordt – in dit geval totdat duidelijk is dat Albert Heijn schade zal verhalen op Appel – biedt het recht geen grondslag.
4.3.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de te oordelen dat de gestelde door Appel gemaakte juridische kosten in verband met het beëindigen van de overeenkomst met [eiser] kunnen worden verrekend met het bedrag van de twee facturen van [eiser] . Uit de nota en bijbehorende urenspecificatie van haar advocaat die door Appel als productie 6 bij conclusie van antwoord is overgelegd blijkt, zonder nadere toelichting - die ontbreekt -, niet dat deze kosten (uitsluitend) betrekking hebben op de opzegging of ontbinding van de overeenkomst tussen Appel en [eiser] en niet (ook), bijvoorbeeld, op kosten in verband met de vordering van [eiser] en/of een mogelijke aansprakelijkstelling door Albert Heijn. De gegrondheid van deze vordering van Appel is daarmee niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat de vordering om die reden op grond van artikel 6:136 BW niet voor verrekening in aanmerking komt.
4.4.
Dat Appel schade heeft geleden door omzetderving vanwege minder gunstige voorwaarden die worden gehanteerd door de opvolger van [eiser] of door reputatieschade bij Albert Heijn, is door [eiser] bij gebreke aan onderbouwing betwist. Het had op de weg van Appel gelegen om deze schadeposten daarom nader met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Dat heeft Appel echter niet gedaan. Dat betekent dat Appel deze gestelde schadeposten in het licht van de gemotiveerde betwisting onvoldoende heeft onderbouwd. Al om die reden komen ook die gestelde schadeposten niet voor verrekening in aanmerking.
4.5.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de vraag of [eiser] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen, of Appel terecht de overeenkomst met [eiser] heeft opgezegd of heeft ontbonden, en of [eiser] op grond daarvan gehouden is schade van Appel te vergoeden.
4.6.
Uit al het voorgaande volgt dat het beroep van Appel op verrekening met een vordering op [eiser] van grotere omvang dan de vordering van [eiser] op Appel of een beroep op opschorting van haar betalingsverplichting faalt. Dat betekent dat Appel gehouden is het bedrag van de twee facturen aan [eiser] te voldoen. De rechtbank zal Appel veroordelen tot betaling van het bedrag van € 30.475,18 aan [eiser] .
4.7.
[eiser] heeft gevorderd dat Appel de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 30.475,18 betaalt vanaf de datum van verzuim tot de datum van voldoening, waarbij hij als datum van verzuim primair 13 december 2019 stelt (de datum waarop de termijn genoemd in de sommatiebrief van 11 december 2019 verstreek) en subsidiair 24 december 2019 (de datum waarop Appel liet weten dat hij niet zal betalen).
4.8.
Volgens Appel is op grond van artikel 27 van de van toepassing zijnde Algemene Vervoerscondities 2002 niet de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW maar de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW van toepassing.
4.9.
De rechtbank zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen, en de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW voor zover die de wettelijke rente overstijgt, afwijzen. In artikel 27 van de AVC (zie onder 2.3 van dit vonnis) is immers overeengekomen dat over verschuldigde bedragen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd zal zijn.
4.10.
Nu Appel de door [eiser] aangevoerde begindata voor verzuim niet heeft weersproken, zal de rechtbank uitgaan van de primair gevorderde datum van 13 december 2019 met ingang waarvan Appel de wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
4.11.
De vordering tot betaling van het bedrag van € 1.079,75 aan buitengerechtelijke kosten zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.12.
Appel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.158,– aan salaris advocaat en € 937,– aan griffierecht, dus in totaal op een bedrag van € 2.095,–.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Appel tot betaling aan [eiser] van het bedrag van € 30.475,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 13 december 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
5.2.
veroordeelt Appel tot betaling aan [eiser] van het bedrag van € 1.079,75 aan buitengerechtelijke kosten.
5.3.
veroordeelt Appel in de proceskosten van [eiser] tot op heden begroot op een bedrag van € 2.095,–.
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020.