In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een onroerende zaak, beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde en de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het kalenderjaar 2019. De waarde van het object, gelegen aan [A] te [B], was vastgesteld op € 255.000 door de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde de WOZ-waarde en de aanslag. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zitting vond plaats op 16 november 2020, waarbij eiser niet aanwezig was, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging correct was verzonden en dat het onderzoek kon worden voltooid. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de heffingsambtenaar in overweging genomen. Eiser stelde dat hij recht had op een proceskostenvergoeding voor het beroep.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525. Daarnaast is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen op 18 december 2020, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.