ECLI:NL:RBNHO:2020:10571
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- R.H.M. Bruin
- Th. S. Röell
- M. Mateman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in ontnemingsprocedure na eerdere veroordeling in strafzaak
Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op de verzoeken tot wraking van mr. C.A.M. van der Heijden door verzoekers, vertegenwoordigd door hun raadsvrouw mr. J.C. Dekkers. De verzoekers hebben op 27 oktober 2020 de wraking aangevraagd, omdat zij vreesden dat de rechter vooringenomen zou zijn in de ontnemingsprocedure, gezien zijn eerdere betrokkenheid bij hun strafzaak waarin zij op 17 juli 2018 waren veroordeeld voor witwassen. De verzoekers stelden dat de rechter door zijn eerdere uitspraken in de strafzaak een schijn van vooringenomenheid had gewekt, wat hun recht op een onpartijdige behandeling zou schaden.
De rechtbank heeft de verzoeken tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder in de strafzaak had geoordeeld, niet automatisch leidt tot een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat in de ontnemingsprocedure de vraag centraal staat of de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, en dat de rechter in deze procedure niet gebonden is aan de eerdere oordelen over de strafbare feiten zelf. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigden, en dat de verzoeken tot wraking derhalve ongegrond waren.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.