ECLI:NL:RBNHO:2020:10395
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijke beroepen inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 16 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde B. Chanhih, beroep had ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Het beroep was ingesteld op 16 juli 2020 tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met verschillende aanslagnummers. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat eiser op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Awb verplicht is om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. Eiser heeft echter geen beroepsgronden ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit verzuim te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief met dit verzoek op 25 augustus 2020 is bezorgd, maar eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend.
Daarnaast heeft eiser verzuimd om een afschrift van het besluit met een specifiek aanslagnummer over te leggen. Ook hierop is eiser gewezen, maar hij heeft niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor deze verzuimen en dat de beroepen daarom kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier A.C. Karels, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.