ECLI:NL:RBNHO:2020:10392

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20_3834
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde M.S.W.J. Beemster, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de inspecteur, waarin het bezwaar tegen een aanslag omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit was genomen op 29 mei 2020.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd benadrukt dat een beroep moet voldoen aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb, waarin staat dat de gronden van het beroep duidelijk moeten worden vermeld. Eiseres had in haar beroepschrift niet voldoende duidelijk gemaakt op welke punten zij het niet eens was met de bestreden uitspraak, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kon worden.

De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen, maar uit de ingediende stukken bleek dat de gronden niet betrekking hadden op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2020 in de zaak tussen

[X] , eiseres
(gemachtigde: M.S.W.J. Beemster),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2020 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de aanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2019 t/m 30 juni 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 3 juli 2020 tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft bij aangetekende brief van
14 augustus 2020 eiseres erop gewezen dat de gronden van het beroep in ieder geval betrekking moeten hebben op het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Eiseres heeft bij brief van 10 september 2020 gereageerd. De rechtbank concludeert uit de ingediende stukken van eiseres dat deze inhoudelijke gronden betreffen en niet zien op het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaarschrift. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 16 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.