ECLI:NL:RBNHO:2020:10386

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1808
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake aanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft eiser, [X], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, inzake de aanslag motorrijtuigenbelasting over de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 maart 2020. Het beroep is op 9 maart 2020 ingediend en ter griffie ontvangen op 12 maart 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser griffierecht verschuldigd was, maar dit niet tijdig heeft betaald. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht, aangezien zijn netto-inkomen hoger was dan 90% van de maximale bijstandsnorm. De rechtbank heeft het beroep op betalingsonmacht op 20 mei 2020 afgewezen.

Eiser is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De griffier heeft eiser herhaaldelijk geïnformeerd over de betalingsverplichting, maar er is geen verontschuldiging voor het verzuim van betaling gegeven. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft in haar beslissing geen proceskostenveroordeling opgelegd en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, op 16 december 2020. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 9 maart 2020, ter griffie ontvangen op 12 maart 2020, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 6 maart 2020 inzake de aanslag motorrijtuigenbelasting over de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 maart 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Eiser heeft bij brief van 14 mei 2020 een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Bij brief van 19 mei 2020 heeft eiser zijn betalingsonmacht nader onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet aangezien zijn netto-inkomen hoger is dan 90% van de maximale bijstandsnorm en heeft daarom op 20 mei 2020 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
4. Vervolgens heeft de griffier bij brief van 21 mei 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
5. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 21 juni 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 23 juni 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 16 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.