Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 3]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiser, die sinds 12 mei 2013 in dienst is bij gedaagden, een vordering ingesteld tot beëindiging van zijn slapende arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig loon en vakantiedagen. Eiser is sinds 5 oktober 2016 arbeidsongeschikt en ontvangt een IVA-uitkering. Gedaagden hebben het restaurant overgenomen van de rechtsvoorganger van eiser, waardoor eiser van rechtswege in dienst is getreden bij gedaagden. Eiser heeft verzocht om instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en om betaling van een transitievergoeding van € 5.306,44 bruto, alsook achterstallig loon en vakantiedagen. Gedaagden hebben de vordering gedeeltelijk betwist, maar erkenden dat de arbeidsovereenkomst moet worden beëindigd met toekenning van de transitievergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden op grond van goed werkgeverschap moeten instemmen met de beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de transitievergoeding toegewezen, maar de gevorderde dwangsom afgewezen. Eiser heeft geen recht op de aanvulling van zijn loon tot 75% omdat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de Horeca cao. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van achterstallig loon en vakantiedagen gedeeltelijk toegewezen en de proceskosten verdeeld.