VNV vordert om bij wijze van voorlopige voorziening:
A) CHC te gebieden art. 1.4.1, leden 3 en 4, van de cao, alsmede art. 1.5.2, lid 2, van de cao na te komen, en de sociale gevolgen van de herziening van het personeelsbestand, en de reeds vastgestelde overtolligheid van vliegers, in overleg met de VNV te regelen, en in dit kader het overleg te hervatten over een sociaal plan;
B) CHC te verbieden uitvoeringsmaatregelen te treffen in het kader van het oplossen van de door haar vastgestelde overtolligheid van vliegers in dienst van CHC, totdat er tussen CHC en de VNV een sociaal plan tot stand is gekomen dat door de CHC-leden van de VNV is goedgekeurd;
C) CHC te gebieden eventuele ontslagprocedures om bedrijfseconomische redenen voor vliegers bij het UWV te beëindigen door aanvragen voor ontslagvergunningen in te trekken en geen nieuwe aanvragen te doen, zo lang er geen door de CHC-leden van de VNV goedgekeurd sociaal plan tussen CHC en de VNV tot stand is gekomen;
D) CHC te verbieden arbeidsovereenkomsten van vliegers om bedrijfseconomische redenen op te zeggen met eventueel door het UWV afgegeven ontslagvergunningen, zo lang er geen door de CHC-leden van de VNV goedgekeurd sociaal plan tussen CHC en de VNV tot stand is gekomen, zoals dit mede tussen CHC en de VNV is overeengekomen in art. III, lid 3, van bijlage 13 van de cao;
E) CHC te verbieden individuele vertrekregelingen aan vliegers aan te bieden, zo lang er geen door de CHC-leden van de VNV goedgekeurd sociaal plan tussen CHC en de VNV tot stand is gekomen;
F) CHC te verbieden op individuele basis demotie aan vliegers aan te bieden van gezagvoerder naar (senior) first officer, en daarmee gepaard gaande salarisverlaging, vanwege strijdigheid met bijlage 13 van de cao, en zo lang een dergelijke mogelijkheid niet alsnog expliciet wordt toegestaan in een te sluiten sociaal plan;
G) CHC te gebieden eventuele reeds afgesproken demoties van gezagvoerder naar (senior) first officer, en de salarisverlagingen, ongedaan te maken binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
H) CHC te verbieden op individuele basis vermindering van arbeidsduur met vliegers af te spreken, en daarmee gepaard gaande salarisverlagingen, vanwege strijdigheid met de cao, en zo lang een dergelijke mogelijkheid niet alsnog expliciet wordt toegestaan in een te sluiten sociaal plan;
I) CHC te gebieden eventuele reeds individueel met vliegers afgesproken verminderingen van arbeidsduur, en de salarisverlagingen, ongedaan te maken binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
J) CHC te gebieden de openstaande vakantiedagen van vliegers in te delen zoals bepaald in art. 3.4 van bijlage 8a van de cao;
K) CHC te verbieden vliegers in te zetten die niet bij haar in dienst zijn, op basis van een met CHC gesloten arbeidsovereenkomst, om productie (vluchten) ten behoeve van CHC uit te voeren, zo lang er vliegers in dienst van CHC overtollig zijn, waarbij dit verbod niet van toepassing is op externe vliegers die met ingang van 1 november 2020 voor een periode van drie maanden op een tussen partijen genoegzaam bekend wetlease-contract ingezet zullen worden;
L) CHC te veroordelen tot een dwangsom van € 10.000 (tienduizend euro), althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat CHC niet voldoet aan één of meer van de onder B) tot en met K) genoemde vorderingen; en
M) CHC in de kosten van dit geding te veroordelen, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;