ECLI:NL:RBNHO:2020:10221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
15/820402-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel met voorwaardelijke gevangenisstraf en verbeurdverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van mensensmokkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander, in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2016, behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland van een gesmokkelde persoon. De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit gevorderd, omdat er geen bewijs was voor het vereiste delictsbestanddeel 'winstbejag'. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het recente overlijden van haar echtgenoot en haar verantwoordelijkheden voor jonge kinderen. Daarnaast is er een verbeurdverklaring uitgesproken voor een in beslag genomen telefoon, die gebruikt is bij het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door de ernst van het feit en de impact op het overheidsbeleid tegen illegale toegang en verblijf in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820402-17
Uitspraakdatum: 27 november 2020
Tegenspraak ex artikel 279 Sv.
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. J.M. Lengers en van hetgeen door mr. P.D. Popescu, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Schiedam, althans in Nederland en/of in Duitsland en/of Roemenie een ander of anderen, te weten [naam] , uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte en/of een van haar mededader(s),
- de (vlieg)tickets voor voornoemde [naam] geregeld en betaald en/of
- voornoemde [naam] opgehaald met de auto in Duitsland en/of naar Nederland vervoerd en/of een verblijfadres in Nederland geregeld en/of
- voornoemde [naam] naar de luchthaven van Schiphol gebracht en/of [naam] (per trein) vergezeld op de reis naar de luchthaven Schiphol en/of
- aan voornoemde [naam] de vliegticket(s) gegeven en/of het (vervalste) nationale paspoort van Roemenie (met nummer [nummer] ) aan die [naam] verstrekt en/of
- die [naam] vergezeld/ te doen vergezellen op zijn vliegreis van Schiphol naar Dublin,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden het verblijf wederrechtelijk was;
Subsidiair
zij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Schiedam, althans in Nederland en/of in Duitsland en/of Roemenie tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen een ander/anderen, te weten [naam] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat
die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte en/of een van zijn mededader(s),
- de (vlieg)tickets voor voornoemde [naam] geregeld en betaald en/of
- voornoemde [naam] opgehaald met de auto in Duitsland en/of naar Nederland vervoerd en/of een verblijfadres in Nederland geregeld en/of
- voornoemde [naam] naar de luchthaven van Schiphol gebracht en/of [naam] (per trein) vergezeld op de reis naar de luchthaven Schiphol en/of
- aan voornoemde [naam] de vliegticket(s) gegeven en/of het (vervalste) nationale paspoort van Roemenie (met nummer [nummer] ) aan die [naam] verstrekt en/of
- die [naam] vergezeld/ te doen vergezellen op zijn vliegreis van Schiphol naar Dublin,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, omdat voor het vereiste delictsbestanddeel ‘winstbejag’ geen bewijs aanwezig is. Zij heeft tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit gerekwireerd, omdat verdachte volgens haar, tezamen en in vereniging met haar echtgenoot, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland van de gesmokkelde [naam] .
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdverloop tot aan de inhoudelijke behandeling van de zaak, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte kan zich vinden in het requisitoir van de officier van justitie en heeft niets aan te merken op hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.

4.Oordeel van de rechtbank

4.1.
Vrijspraak primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat – zoals gerekwireerd door de officier van justitie en bepleit door de raadsman – niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat voor het vereiste delictsbestanddeel ‘winstbejag’ geen bewijs aanwezig is.
4.2.
Bewijs ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
zij in de periode van 26 oktober 2016 tot en met 28 oktober 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en te Schiedam, althans in Nederland, en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [naam] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, immers hebben verdachte en/of haar mededader,
- de vliegtickets voor voornoemde [naam] geregeld en
- voornoemde [naam] opgehaald met de auto in Duitsland en naar Nederland vervoerd en een verblijfadres in Nederland geregeld en
- voornoemde [naam] naar de luchthaven van Schiphol gebracht en [naam] (per trein) vergezeld op de reis naar de luchthaven Schiphol en
- aan voornoemde [naam] het vliegticket gegeven en het vervalste nationale paspoort van Roemenië (met nummer [nummer] ) aan die [naam] verstrekt en
- die [naam] vergezeld op zijn vliegreis van Schiphol naar Dublin,
terwijl verdachte en haar mededader wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van mensensmokkel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen, die om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander, vaak Westers land gebracht. In de onderhavige zaak is verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van de illegale toegang tot en doorreis door Nederland van [naam] . Door aldus te handelen heeft verdachte het overheidsbeleid bij, kort samengevat, bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere Schengenlanden, in ernstige mate ondermijnd. Daarnaast draagt mensensmokkel bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd. Bovendien wordt misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de gesmokkelde.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en gelet op de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd, komt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als strafmodaliteit in aanmerking. De rechtbank is evenwel van oordeel dat – zoals geëist door de officier van justitie en bepleit door de raadsman – in de voorliggende zaak aanleiding bestaat de gevangenisstraf voor een aanzienlijk deel in voorwaardelijke zin op te leggen, zodat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Daartoe zijn de volgende omstandigheden redengevend.
De behandeling van de strafzaak heeft niet plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM, daar gerekend vanaf de inverzekeringstelling van verdachte op 28 oktober 2016 tot de datum van dit vonnis de redelijke termijn van twee jaren met ruim vijfentwintig maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding van dien aard is dat deze moet worden verdisconteerd in de straf.
Daarnaast neemt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking. Zo is verdachte sinds het recente overlijden van haar echtgenoot verantwoordelijk voor een gezin met jonge kinderen in Roemenië en kampt zij met gezondheidsproblemen.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf opleggen voor de duur 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstaf noodzakelijk om te bevorderen dat verdachte er gedurende de proeftijd van twee jaar van zal worden weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
7.2.
Bijkomende straf: verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoon, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het subsidiair bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
negentig (90) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zevenentachtig (87) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Gsm-toestel Huawei.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.D. Overbeek, voorzitter,
mr. C.A.J. van Yperen en mr. A.J.E. Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2020.
mrs. A.J.E. Schouten en A.C. ten Klooster zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.