ECLI:NL:RBNHO:2020:10194

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
8268716 CV EXPL 20-500
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in luchtvaartzaak afgewezen; passagier niet-ontvankelijk verklaard in vordering tegen luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Delta Air Lines voor een vlucht op 24 augustus 2019 van Amsterdam naar Chicago. AirHelp, die namens de passagier optreedt, heeft een incidentele conclusie tot tussenkomst ingediend, maar deze is door de kantonrechter afgewezen. Delta Air Lines betwistte de vordering van de passagier en voerde aan dat de passagier zijn vorderingsrecht had gecedeerd aan AirHelp door het ondertekenen van een cessie-overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat hij niet langer bevoegd was om over het vorderingsrecht te beschikken. De vordering tot tussenkomst van AirHelp werd afgewezen, omdat er geen sprake was van een gerechtvaardigd belang voor tussenkomst. De proceskosten werden toegewezen aan Delta Air Lines.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8268716 CV EXPL 20-500
Uitspraakdatum: 18 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Wilmington, Delaware, Verenigde Staten van Amerika
en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde in de hoofdzaak
verweerster in het incident
verder te noemen: Delta Air Lines
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer
alsmede vonnis in het incident tot tussenkomst van:
de buitenlandse rechtspersoon
AirHelp Limited
gevestigd en kantoorhoudende te Hongkong
eiseres in het incident
verder te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 30 december 2019 een vordering tegen Delta Air Lines ingesteld. Delta Air Lines heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Delta Air Lines een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
AirHelp heeft op 6 mei 2020 een (voorwaardelijk) incidentele conclusie tot tussenkomst in de hoofdzaak genomen. Delta Air Lines heeft vervolgens zowel in het incident als de hoofdzaak gereageerd.
1.4.
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak zijn (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Delta Air Lines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Delta Air Lines de passagier op 24 augustus 2019 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Hartsfield-Jackson Atlanta International Airport naar O’Hare International Airport, hierna te noemen: de vlucht.
2.2.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van Delta Air Lines gevorderd wegens vertraging van de vlucht. Delta Air Lines heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
De passagier vordert - na vermindering van eis- dat Delta Air Lines bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling van € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling, en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan de vordering heeft de passagier –zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende ten grondslag gelegd. De vlucht heeft vertraging opgelopen waardoor de passagier meer dan drie uur later dan gepland op de eindbestemming is aangekomen. Op grond van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van 11 februari 2004 heeft de passagier recht op € 600,00 compensatie.

4.Het verweer in de hoofdzaak

4.1.
Delta Air Lines betwist de vordering. Zij voert als primair en meest verstrekkend verweer aan - samengevat - dat de passagier het veronderstelde vorderingsrecht door het ondertekenen van een akte van cessie (het assignment form) heeft gecedeerd aan AirHelp en daardoor niet langer bevoegd is zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken en daarom niet-ontvankelijk is.

5.De vordering en het verweer in het incident tot tussenkomst

5.1.
AirHelp heeft in het incident gevorderd, voor het geval de passagier niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, dat zij mag tussenkomen teneinde alsnog zelf haar vordering tot compensatie jegens Delta Air Lines in te mogen stellen.
5.2.
Delta Air Lines concludeert tot afwijzing van de vordering tot tussenkomst van AirHelp. De vordering tot tussenkomst is niet toewijsbaar vanwege strijd met de goede procesorde nu een vordering tot tussenkomst niet is bedoeld om een dagvaarding waarin in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is gehandeld te herstellen. Voor zover de vordering in het incident wordt toegewezen verzoekt Delta Air Lines AirHelp te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten ingevolgd artikel 224 Rv

6.De beoordeling van de incidentele vordering

6.1.
Artikel 217 Rv bepaalt dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of tussenkomen. Bij de beoordeling of een derde partij kan worden toegelaten als tussenkomende partij neemt de Hoge Raad als maatstaf of die partij voldoende belang heeft om zich met een vordering te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die die derde kan ondervinden van de uitspraak in dat aanhangige geding. Van zo’n belang is sprake in het geval dat benadeling of verlies van een recht dreigt dan wel de positie van de tussenkomende partij anderszins kan worden benadeeld.
6.2.
Het komt er bij de beoordeling van de onderhavige vordering dus op aan in hoeverre AirHelp mogelijk nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure tussen de passagier en Delta Air Lines. AirHelp heeft daartoe gesteld dat zij, voor het geval de passagier niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering jegens Delta Air Lines, mede gelet op de korte verjaringstermijn (de kantonrechter begrijpt vervaltermijn) van twee jaar in artikel 8:1835 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en ter voorkoming van een tegenstrijdige uitspraak indien zij de vordering in een afzonderlijke procedure zou moeten instellen, een gerechtvaardigd belang bij tussenkomst in de onderhavige procedure heeft.
6.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter ontbeert AirHelp het voor tussenkomst vereiste belang in de vorm van dreigende benadeling of verlies van een aan haar toekomend recht voor het behoud waarvan het nodig is dat zij in de onderhavige procedure optreedt. Indien immers de passagier niet-ontvankelijk mocht worden verklaard - hetgeen de voorwaarde is die AirHelp aan haar verzoek tot tussenkomst stelt - gebeurt dat, gelet op het meest verstrekkende verweer van Delta Air Lines in de hoofdzaak, omdat de passagier zijn vorderingsrecht heeft gecedeerd aan AirHelp en derhalve geen vorderingsrecht heeft jegens Delta Air Lines. Als in rechte komt vast te staan dat de passagier het vorderingsrecht rechtsgeldig heeft gecedeerd aan AirHelp en daarom niet kan worden ontvangen in de vordering, wordt de vordering op de luchtvaartmaatschappij niet inhoudelijk beoordeeld, en wordt deze toe- noch afgewezen. AirHelp wordt door de niet-ontvankelijkverklaring dan ook op geen enkele manier benadeeld, noch verliest zij enig aan haar toekomend recht.
6.4.
Dat voor luchtvaartvertragingsclaims een korte vervaltermijn geldt, vormt op zichzelf geen argument om thans te mogen tussenkomen in een door de passagier aangespannen procedure. Het staat AirHelp immers volledig vrij om zelf een procedure aan te spannen om aan haar gecedeerde vorderingsrechten geldend te maken. Dat was ook al het geval vóórdat de passagier een vordering tegen Delta Air Lines instelde. De figuur van tussenkomst is overigens ook niet bedoeld om verjarings- dan wel vervaltermijnen te omzeilen.
6.5.
Door AirHelp is nog aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij tussenkomst ter voorkoming van een tegenstrijdige uitspraak indien zij de vordering in een afzonderlijke procedure zou moeten instellen. Zoals hiervoor al is opgemerkt, vindt bij niet-ontvankelijkheid van de passagier geen inhoudelijke beoordeling van de vordering plaats. Risico op een tegenstrijdige uitspraak is er dan ook niet.
6.6.
De conclusie is dat de vordering tot tussenkomst wordt afgewezen. De vordering tot zekerheidsstelling behoeft derhalve geen bespreking. AirHelp wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in het incident.

7.De beoordeling in de hoofdzaak

7.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
7.2.
Door de passagier is niet weersproken dat hij het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, heeft ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072) geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier is de passagier niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De conclusie is dat het primaire en meest verstrekkende verweer van Delta Air Lines slaagt. De passagier zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Nu het primaire verweer slaagt, behoeven de overige verweren van Delta Air Lines geen bespreking meer.
7.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat hij ongelijk krijgt.

8.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
8.1.
wijst de vordering tot tussenkomst af;
8.2.
veroordeelt AirHelp in de proceskosten, die tot en met vandaag voor Delta Air Lines worden vastgesteld op een € 72,00 aan salaris gemachtigde;
8.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
8.4.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering;
8.5.
veroordeelt de passagier in de proceskosten, die tot en met vandaag voor Delta Air Lines worden vastgesteld op € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde van Delta Air Lines;
8.6.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Delta Air Lines worden gemaakt;
8.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter