In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Ryanair. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dublin op 14 mei 2019. Deze vlucht had meer dan drie uur vertraging, waarna de passagier compensatie heeft verzocht op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair weigerde echter om tot betaling over te gaan, met als argument dat de passagier zich niet tijdig had gemeld voor de vlucht, waardoor hij als 'no show' werd aangemerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen gehoord. De passagier stelde dat hij na het vernemen van de vertraging een nieuw vliegticket had gekocht voor de volgende dag, maar de kantonrechter oordeelde dat de passagier niet voldeed aan de vereisten van artikel 3 lid 2 van de Verordening, die stipuleert dat passagiers zich bij de incheckbalie moeten melden. Aangezien de passagier niet aan deze vereiste voldeed, werd de vordering tot compensatie afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan Ryanair, en de passagier werd veroordeeld tot betaling van deze kosten. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open.