ECLI:NL:RBNHO:2020:10183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
8096983 \ CV FORM 19-15257
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Société Air France S.A. vanwege een vertraging van hun vlucht van Male International Airport naar Amsterdam-Schiphol op 3 december 2017. De passagiers zijn met een vertraging van 10 uur en 48 minuten op hun eindbestemming aangekomen en hebben compensatie van € 1.200,00 geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vervoerder heeft de verschuldigdheid van deze compensatie betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het uitblijven van de vereiste push back clearance van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers een mondelinge behandeling hebben verzocht. Dit verzoek is echter afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging geen mondelinge behandeling vereist. De rechter heeft vervolgens de feiten van de zaak beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging het gevolg was van het uitblijven van de push back clearance, wat kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter heeft echter ook de vraag opgeworpen of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken, met name met betrekking tot de minimale connectietijd op de overstapluchthaven. De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met deze connectietijd, en de kantonrechter heeft hen in de gelegenheid gesteld om hun stelling nader te onderbouwen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

0RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8096983 \ CV FORM 19-15257
Uitspraakdatum: 18 november 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
Société Air France S.A.,
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 7 oktober 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 15 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Male International Airport, Malediven via Charles de Gaulle Airport, Frankrijk naar Amsterdam-Schiphol Airport op 3 december 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van de Malediven naar Frankrijk is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van 10 uur en 48 minuten op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 subsidiair € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 december 2017;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van haar stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
De vervoerder voert aan dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek. De vereiste push back clearance, een machtiging van de luchtverkeersleiding om bij de gate te vertrekken, bleef echter uit. De klaring werd pas om 08:21 uur UTC, 51 minuten na de geplande vertrektijd, gegeven en het toestel is vervolgens van de gate vertrokken. Dat een toestel van de gate mag vertrekken wil niet zeggen dat er ook direct kan worden opgestegen. Daar is een take-off clearance van de luchtverkeersleiding voor nodig. Die klaring werd pas om 08:59 uur UTC gegeven. Het toestel is dan ook opgestegen. Als gevolg van het voorgaande is de vlucht met een vertraging van één uur en 21 minuten uitgevoerd, waarna de passagiers de vlucht naar Amsterdam hebben gemist, aldus de vervoerder. Uit par. 15 van de considerans van de Verordening volgt dat er geacht wordt sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer (uitblijven klaring) voor een specifiek vliegtuig (F-GSPD) op een specifieke dag (3 december 2017) een langdurige vertraging (1 uur en 21 minuten) heeft veroorzaakt, aldus nog steeds de vervoerder.
4.5.
De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het toestel tijdig klaar stond maar dat de vlucht niet kon aanvangen, omdat de gezagvoerder in afwachting was van de vereiste push back clearance. De vervoerder heeft daarbij voldoende onderbouwd dat geen enkel toestel mag vertrekken zonder dat de bemanning daartoe toestemming heeft verkregen van de lokale luchtverkeersleiding. De kantonrechter overweegt dat een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Het toestel moest de vereiste push back clearance afwachten en kon hier geen invloed op uitoefenen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake is van buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vraag die de kantonrechter vervolgens dient te beantwoorden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. De passagiers stellen dat de vervoerder hieraan niet heeft voldaan omdat de vervoerder in het kader van de redelijke maatregelen rekening dient te houden met een minimale overstaptijd om de aansluitende vlucht te halen. In onderhavige geval is de minimale connectietijd 90 of 60 minuten. De gehanteerde connectietijd bedraagt 70 minuten. In het geval van een connectietijd van 90 minuten, is de aansluitende vlucht onder de minimale connectietijd geboekt en hadden de passagiers hun aansluiting, ook zonder vertraging, gemist. Indien de minimale connectietijd tijd 60 minuten is, is de connectietijd te krap geboekt. De vertraging van de passagiers is dan ook het gevolg van het onjuist hanteren van de minimale connectietijd door de vervoerder, aldus de passagiers. De vervoerder heeft de stelling van de passagiers onweersproken gelaten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat bij de niet weersproken stelling dat de minimale overstaptijd voor de onderhavige vlucht 90 minuten bedraagt en de geplande overstaptijd slechts 70 minuten bedraagt niet kan worden geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen. Onweersproken is immers dat de passagier ook bij een tijdige uitvoering van de vlucht de aansluitende vlucht niet had kunnen halen. Dit ligt anders indien de minimale connectietijd 60 minuten is en de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met een buffer bovenop de minimale connectietijd om eventuele bijzondere omstandigheden op te vangen. Gelet op de vertraging van de vlucht hadden de passagiers immers de aansluitende vlucht ook niet gehaald indien de vervoerder wel rekening had gehouden met een redelijke buffer. De kantonrechter ziet derhalve aanleiding om de passagiers in de gelegenheid te stellen om hun stelling ten aanzien van de minimale connectietijd op de overstapluchthaven nader te onderbouwen. De vervoerder krijgt vervolgens de gelegenheid om hierop te reageren.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt de passagiers in de gelegenheid om voor 16 december 2020 een akte te nemen als vermeld onder overweging 4.6;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open