ECLI:NL:RBNHO:2020:10181

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
8259198 \ CV FORM 20-381
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en redelijke maatregelen bij omboeking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines Aktiengesellschaft. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Skopje naar Amsterdam via Wenen, maar arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming. De passagier verzocht compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk wijzigingen in de slottijden door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat zij redelijke maatregelen had genomen door de passagier zo snel mogelijk om te boeken naar een alternatieve vlucht.

De kantonrechter wees de vordering van de passagier af en stelde dat de proceskosten voor rekening van de passagier komen, omdat deze ongelijk kreeg. De beslissing benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om redelijke maatregelen te nemen in het belang van passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8259198 \ CV FORM 20-381
Uitspraakdatum: 25 november 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: DAS
tegen
de rechtspersoon naar Oostenrijks recht
Austrian Airlines Aktiengesellschaft,
gevestigd te Wenen (Oostenrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 7 januari 2020;
  • het gewijzigde vorderingsformulier, ingekomen ter griffie op 5 februari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 18 maart 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Skopje (Macedonië) via Wenen naar Amsterdam-Schiphol Airport op 16 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Skopje naar Wenen is met vertraging uitgevoerd. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 400,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de luchtverkeersleiding het oorspronkelijk slot, van 08:15 uur, UTC van de voorafgaande vlucht heeft ingetrokken en een later slot van 09:34 uur UTC, heeft toegekend. Deze slotwijzigingen staan los van de op het vluchtrapport genoemde vertragingsoorzaken. Zonder die vertragingsoorzaken zou de voorafgaande vlucht ook gebruik hebben moeten maken van het slot van 09:45 uur UTC. De voorafgaande vlucht is uiteindelijk met een uur vertraging in Skopje aangekomen. De onderhavige vlucht stond gepland om 10:35 uur UTC te vertrekken vanuit Skopje. Ook voor deze vlucht heeft de luchtverkeersleiding het oorspronkelijk slot ingetrokken en uiteindelijk een slot opgelegd van 11:55 uur UTC. De vlucht is vervolgens met een vertraging van 60 minuten in Wenen aangekomen, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist. De vlucht naar Amsterdam zou om 15:05 uur lokale tijd vertrekken. Tijdens de uitvoering van de vlucht van Skopje naar Wenen en het moment van omboeking was niet bekend dat ook de vlucht naar Amsterdam met vertraging zou worden uitgevoerd, de vlucht naar Amsterdam is uiteindelijk om 15:49 uur lokale tijd bij de gate vertrokken en om 15:58 uur lokale tijd opgestegen. Omdat vluchten vaak vol zitten gaat de vervoerder altijd zo spoedig mogelijk over tot het omboeken van passagiers, hoe eerder de passagier wordt omgeboekt hoe kleiner de kans dat de passagier moet worden omgeboekt naar een vlucht die pas de volgende dag vertrekt. Op het moment dat de vervoerder de passagier omboekte was dat de juiste beslissing en in het belang van de passagier. Indien de passagier zich alsnog tijdig had gemeld bij de aansluitende vlucht was de omboeking teruggedraaid en zou de passagier alsnog kunnen meevliegen met de vlucht, mede gelet op het feit dat de passagier alleen over handbagage beschikte. Voor zover bij de vervoerder bekend heeft de passagier zich niet voor sluiting van de gate gemeld.
4.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder aan de hand van de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht voldoende heeft aangetoond dat de vertraging is ontstaan als gevolg van het intrekken en opleggen van meerdere nieuwe slottijden. De voorafgaande vlucht is hierdoor met een vertraging van 60 minuten in Skopje aangekomen. Ook ten aanzien van de vlucht in kwestie heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat meerdere nieuwe slottijden zijn opgelegd door luchtverkeersbeheer. Wanneer een vlucht een nieuw slot opgelegd krijgt van luchtverkeersbeheer heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een nieuw slot moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding een nieuw slot heeft opgelegd na een verzoek of door toedoen van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn in dit geval dan ook de opgelegde nieuwe slot tijden aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij.
4.5.
De passagier stelt dat de vervoerder de overeenkomst eenzijdig heeft gewijzigd vanwege de vertraagde uitvoering van de vlucht van Skopje naar Wenen. Toen de passagier aankwam in Wenen was zij al omgeboekt naar een latere vlucht echter had de oorspronkelijke vlucht van Wenen naar Amsterdam ook vertraging. Indien de passagier niet was omgeboekt dan was de passagier met een vertraging van minder dan drie uur in Amsterdam aangekomen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de passagier zich erop beroept dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De vervoerder heeft hierop aangevoerd dat de vertraagde uitvoering van de vlucht van Skopje naar Wenen betekende dat de passagier de aansluitende vlucht niet zou halen. Op het moment van omboeking was niet bekend dat ook de aansluitende vlucht met vertraging zou worden uitgevoerd. De vervoerder heeft de passagier zo snel mogelijk omgeboekt om te voorkomen dat zij nog langer moest wachten. Op het moment van omboeking was het de juiste beslissing. Indien de passagier zich alsnog bij de gate had gemeld was de omboeking echter teruggedraaid, de passagier reisde immers alleen met handbagage. De passagier heeft zich echter niet gemeld bij de gate.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C‑74/19) volgt dat van de vervoerder wordt verwacht dat zij alle haar ter beschikking staande middelen aanwendt om ervoor te zorgen dat er bij de eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden een redelijk alternatief vervoer beschikbaar is. De vervoerder voert aan dat zij zo snel mogelijk is overgaan tot omboeking van de passagier, zodat de passagier zo snel mogelijk alsnog naar Amsterdam-Schiphol Airport kon worden vervoerd. Achteraf is gebleken dat de passagier de (oorspronkelijk) aansluitende vlucht had kunnen halen en met een vertraging van minder dan drie uur had kunnen aangekomen. De kantonrechter is in onderhavige geval van oordeel dat niet aan de vervoerder kan worden tegengeworpen dat de vervoerder doordat zij de passagier zo snel mogelijk heeft omgeboekt, zoals de Verordening en het Hof van haar vereist, gehouden is tot betaling van compensatie. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat zij bij de omboeking heeft gehandeld in het belang van de passagier om zo snel mogelijk naar de eindbestemming te worden vervoerd. In dit kader is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder bij het ontstaan van de vertraging alle redelijke maatregelen heeft genomen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.4.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 72,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open