Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster heeft op 28 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een aanwijzing als teler voor het Experiment gesloten coffeeshopketen in het kader van de Wet experimenten gesloten coffeeshopketen. De aanvraag heeft betrekking op vier locaties: een aan de [locatie 1] Almere, een aan de [locatie 2] in Erica, een locatie in Breda en een locatie in Groningen.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen met toepassing van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder d, en het tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen. Op grond van dat artikel wordt de aanvraag afgewezen als:
de aanvrager naar het oordeel van Onze Ministers met zijn ondernemingsplan niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op basis van een deugdelijk financieel plan en onder adequate voorgenomen maatregelen ter beveiliging in staat is om met inachtneming van de paragrafen 5 en 6 van het Besluit op de locatie of beoogde locatie dan wel locaties of beoogde locaties onder gecontroleerde omstandigheden te voorzien in de bestendige productie van hennep of hasjiesj en een bestendige levering daarvan aan coffeeshophouders, in een representatief aanbod, en om bij aanvang van de uitvoering van het experiment te voorzien in de productie en levering van tenminste de bij besluit van Onze Ministers te bepalen hoeveelheid hennep, met tenminste tien variaties hennep of hasjiesj; en kan het worden afgewezen indien het advies van de burgemeester hiertoe aanleiding geeft.
In het besluit van 15 mei 2020 (Staatscourant 2020, 33137) hebben verweerders de minimale hoeveelheid hennep die bij aanvang van de uitvoering van het experiment moet kunnen worden geproduceerd bepaald op 6.500 kilogram hennep per jaar.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Verzoekster verzoekt schorsing van het besluit, zodat zij alsnog mee kan doen aan de loting op 3 december 2020 waarbij de maximaal 10 telers worden geselecteerd, die deel kunnen nemen aan het experiment. Gelet op artikel 2 van de Regeling experiment gesloten coffeeshopketen kan verzoekster alleen deelnemen aan deze loting als haar aanvraag nog niet is afgewezen. Verzoekster heeft daarom een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter is niet gebleken van bijzondere, andere belangen aan zijde van verzoekster bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom beoordeeld of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de beoordeling van de aanvraag alleen nog betrekking heeft op de locatie in Almere. Verzoekster heeft ter zitting erkend dat zij over locaties in Breda en Groningen bij haar aanvraag geen concrete gegevens heeft aangeleverd, zodat verweerder die niet inhoudelijk heeft kunnen beoordelen. De locatie in Erica is, zo erkent zij, geen optie meer, omdat de burgemeester van Emmen daarover negatief heeft geadviseerd.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat zij aan het productieminimum van 6500 kilogram kan voldoen. Voorts heeft verzoekster, aldus verweerder, niet de noodzakelijk informatie verstrekt over de teelt en de beveiliging, waarmee is onderbouwd dat zij aan de eisen voldoet om aangewezen te worden als teler in het kader van het experiment.
8. Verzoekster voert aan dat zij drie jaar ervaring heeft met teelt van (medicinale) cannabis op haar bedrijf in Noord-Macedonië, dat zij gegevens over de productie in dat bedrijf, waaronder SOP’s (documenten waarin zij over verschillende onderwerpen de Standard Operating Procedure in haar bedrijf heeft opgenomen) heeft ingebracht, dat er te weinig ruimte in het aanvraagformulier was om alle gegevens waarover zij beschikt aan te leveren en dat zij op onderdelen vragen had welke gegevens in het kader van de aanvraag werden verlangd, maar die niet beantwoord heeft gekregen. Kortom, zij heeft onvoldoende kans gekregen om nog ontbrekende gegevens aan te vullen. Ter zitting heeft zij een korte film getoond over haar bedrijf in Noord-Macedonië.
9. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht gaat het om een bijzonder experiment, waarbij wordt afgeweken van strenge regels tegen drugsgebruik in de wereld. Daarom worden hoge eisen aan telers en de inrichting van hun bedrijven, de beveiliging en de bedrijfsvoering gesteld. Uit de wet en regelgeving blijkt voorts dat een strak tijdschema wordt gehanteerd om de maximaal 10 telers te selecteren. Onderdeel daarvan is dat de aanvragers alleen in een kort tijdsbestek van ongeveer een maand stukken konden aanleveren en dat verweerder slechts eenmaal gelegenheid gaf de onderbouwing van de aanvraag aan te vullen als gegevens op een of meer punten (geheel) ontbraken. Deze procedure laat het niet toe dat de aanvraag later nog wordt aangevuld met ontbrekende gegevens of dat op een later moment nog een nadere toelichting op de aanvraag wordt gegeven. Verzoekster krijgt daarom in bezwaar niet de kans om nieuwe stukken in te brengen.
10. Verzoekster wijst erop dat zij ervaring heeft met het produceren van cannabis met zijn bedrijf in Macedonië. De voorzieningenrechter twijfelt er niet aan dat verzoekster in staat is om cannabis te produceren. Het feit dat verzoekster een bedrijf heeft in Noord-Macedonië om medische cannabis te produceren, betekent echter nog niet dat zij ook aan de eisen voldoet in het kader van het experiment.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerders hebben kunnen concluderen dat verzoekster in ieder geval op een aantal punten ontoereikende gegevens heeft ingediend bij zijn aanvraag voor de conclusie dat zij wel aan de gestelde eisen voldoet. De voorzieningenrechter neemt daarbij in acht dat het op de weg van de ministers ligt om te beoordelen of verzoekster voldoet aan de eisen. Verzoekster heeft in wezen ook erkend dat zij onvoldoende stukken heeft kunnen aanleveren om te onderbouwen zij met haar beoogde productielocatie in Almere voldoet aan de eisen qua teeltplan en veiligheid van de locatie. Ook voor wat betreft de minimale productiecapaciteit lieten de aangeleverde gegevens te wensen over. Dit was voor de ministers de aanleiding om de aanvraag af te wijzen. In het kader van onderhavige procedure heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij bij de aanvraag wel toereikende gegevens heeft aangeleverd waaruit volgt dat zij aan de eisen voldoet. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat verzoekster niet mee kan doen aan de loting op 3 december 2020.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op: