ECLI:NL:RBNHO:2020:10145

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4488
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en verzuimen in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen V.O.F. [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E. van Dijk, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 9 juli 2020. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten. De rechtbank oordeelde dat eiseres het griffierecht van € 354 niet tijdig had betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. Eiseres heeft geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven, wat leidde tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eiseres ook in verzuim was met het indienen van de gronden van het beroep en het overleggen van een machtiging en een uittreksel uit het handelsregister. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen

V.O.F. [X] , eiseres
(gestelde gemachtigde: mr. A.E. van Dijk),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 9 juli 2020 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting. Dit beroep zien mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 354. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 2 september 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 1 oktober 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, heeft eiseres ook verzuimd een machtiging en een uittreksel uit het handelsregister over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 23 september 2020 is eiseres gewezen op deze verzuimen en is zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 9 oktober 2020 is afgehaald van de afhaallocatie van PostNL. Eiseres heeft niet gereageerd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.