ECLI:NL:RBNHO:2020:10138

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3741
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], vertegenwoordigd door mr. E. Jongbloed, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen. Eiser heeft op 29 juni 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 mei 2020, betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2017. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateert dat de gemachtigde van eiser niet de bedoeling heeft om voor zichzelf in beroep te komen. Volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Awb dient iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging in te dienen. Aangezien dit niet is gebeurd, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen.

De rechtbank heeft de gemachtigde op 5 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken een machtiging te overleggen. Eiser heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het verzoek om het verzuim te herstellen. De rechtbank heeft geen reden gezien voor het verzuim en heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser
(gestelde gemachtigde: mr. E. Jongbloed FB),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 29 juni 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 mei 2020 inzake de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2017.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Uit het beroepschrift blijkt dat gemachtigde niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen. Iemand - niet zijnde een advocaat - die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn te herstellen.
3. De rechtbank heeft gemachtigde bij aangetekende brief van 5 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken een machtiging waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens [X] toe te sturen en daarmee het verzuim te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien niet aan dit verzoek wordt voldaan, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
4. Bij brief van 31 augustus 2020 heeft mr. E. Jongbloed de rechtbank verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van de volmacht. Bij brief van 1 september 2020, verzonden op diezelfde datum, is dit verzoek toegewezen. In deze brief staat vermeld dat eiser binnen vier weken na verzending van de brief het verzuim moet hebben hersteld. Eiser heeft binnen die termijn niet gereageerd.
5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.