ECLI:NL:RBNHO:2020:10133

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1768
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde C.J. Visser, beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven. Het beroep is ingediend op 9 maart 2020, tegen een besluit van de Belastingdienst van 28 januari 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in het beroepschrift geen gronden heeft vermeld, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser is door de rechtbank op 16 juni 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Eiser heeft echter geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn en heeft ook geen reden opgegeven voor dit verzuim. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As op 11 december 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser
(gemachtigde: C.J. Visser)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 6 maart 2020, ter griffie ontvangen op 9 maart 2020, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 januari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 16 juni 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Bij brief van 30 juni 2020 heeft eiser verzocht heeft eiser verzocht het verzuim later te mogen herstellen. Bij brief van 2 juli 2020 heeft de rechtbank aan eiser medegedeeld dat hem tot 1 oktober 2020 uitstel voor het indienen van de gronden van beroep word verleend. Hierbij is vermeld dat indien eiser niet aan dat verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
4. Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.