ECLI:NL:RBNHO:2020:10132

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3852
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door een gestelde gemachtigde, op 14 juli 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 8 juni 2020 was gedaan. Deze uitspraak betrof een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2014. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateert dat de gestelde gemachtigde niet de bedoeling heeft om voor zichzelf in beroep te komen. Volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Awb dient iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging te overleggen. Aangezien dit niet is gebeurd, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen.

De rechtbank heeft de gestelde gemachtigde op 5 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken een machtiging in te dienen. Deze brief werd echter onbestelbaar geretourneerd. De griffier heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, maar er is geen machtiging ingediend door eiseres of de gemachtigde. Aangezien er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gegeven, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3852

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres
(gestelde gemachtigde: B. Chanhih),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 14 juli 2020 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 8 juni 2020 gericht tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2014.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Uit het beroepschrift blijkt dat de gestelde gemachtigde niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen. Iemand - niet zijnde een advocaat - die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn te herstellen.
3. De rechtbank heeft de gestelde gemachtigde bij aangetekende brief van 5 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken een machtiging waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens [X] toe te sturen en daarmee het verzuim te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien niet aan dit verzoek wordt voldaan, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan de gestelde gemachtigde ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiseres noch de gestelde gemachtigde heeft binnen die termijn een machtiging ingediend.
4. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.