In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 14 september 2020 was ingediend. Verzoeker, die als opvolgend bewindvoerder was benoemd, verzocht de voormalige bewindvoerder, Argalo B.V., te veroordelen tot betaling van € 58,13 aan de betrokkene. Dit bedrag was in rekening gebracht voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording, evenals voor de maand september 2020. Verzoeker stelde dat de in rekening gebrachte vergoeding onredelijk was, aangezien Argalo B.V. slechts drie dagen als bewindvoerder had gefunctioneerd in september.
Argalo B.V. voerde verweer en stelde dat volgens de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind de bewindvoerder recht had op een vergoeding tot de 16e dag van de maand, indien de taak eindigde in de eerste helft van de maand. De kantonrechter heeft de stukken bestudeerd en geconcludeerd dat Argalo B.V. inderdaad recht had op de vergoeding tot de 16e van september, omdat hun taak op 4 september was geëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind een forfaitair systeem hanteert en dat de bewindvoerder niet zelf een redelijke vergoeding hoeft te bepalen, maar dat de beloning als een gemiddelde geldt.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat er geen aanleiding was om Argalo B.V. te veroordelen tot betaling van het gevraagde bedrag. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.