ECLI:NL:RBNHO:2020:10028

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
15.205531.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreigingen, vernielingen en huisvredebreuk met oplegging van ISD-maatregel

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere bedreigingen, vernielingen en huisvredebreuken had gepleegd. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd. De verdachte, die gedetineerd was in het Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het bedreigen van politieagenten en andere personen, het stelen van goederen en het wederrechtelijk binnendringen in besloten lokalen. Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft de officier van justitie, mr. L. Visser, gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld en schadevergoedingen toegewezen, evenals schadevergoedingsmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.205531.20 (zaak A) (P), 15.046979.20 (zaak B) (ttzgev), 15.197831.20 (zaak C )(ttzgev) en 15.203812.20 (zaak D) (ttzgev)
Uitspraakdatum: 1 december 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2020 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zaak A:
1
hij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Alkmaar [naam 1] , brigadier van politie Eenheid Noord-Holland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "heb jij weleens een 9 mm door je kop gehad hufter", en/of door vervolgens een collega van die [naam 1] de woorden toe te voegen: "die collega van jou is zijn leven niet meer zeker. Ik ga erachter komen waar hij woont. En als ik dan vast zit dan regel ik wel iemand. Hij gaat binnen nu en drie maanden dood. En als ik hem buiten tegen kom dan krijgt ie een 9 mm door zijn kop" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Heiloo [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen "je moet je bek houden, ik sla al je tanden uit je bek. Ik vermoord je ter plekke, hoor je me. Pas maar op, volgende keer sla ik je neer. Wacht maar ik krijg jou nog wel en dan ben je van mij. Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Heiloo 2 pakken met kersen roomtaartjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 in Heiloo wederrechtelijk is binnengedrongen in een
besloten lokaal gelegen aan [adres 2] en in gebruik bij [naam 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Voorts is aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak B:
1
hij op of omstreeks 21 februari 2020 te Heiloo [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snijd je keel door van boven naar onder en van links naar rechts", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 21 februari 2020 te Heiloo, een ambtenaar, [naam 5] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door deze Heij te trappen/schoppen tegen de knie en/of been;
3
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Heiloo in het besloten lokaal aan [naam 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 12 december 2019 schriftelijk de toegang tot die [naam 3] winkel ontzegd voor de duur van 1 jaar;
Zaak C:
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te Heiloo [naam 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- door die [naam 6] een schaar, althans een puntig voorwerp, te tonen en/of
- met voornoemde schaar stekende bewegingen te maken in de richting van die
en/of
- die [naam 6] de woorden toe te voegen; "Ik maak je af" en/of "Ik steek je" en/of "Ik
steek je ogen uit" en/of
- (met voornoemde schaar in zijn, verdachtes, hand) achter die [naam 6] aan te lopen/rennen;
Zaak D:
1
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Heiloo, althans in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een of meer woningen aan de [adres 3] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffers] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Heiloo, althans in Nederland brigadier van de politie [naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij op je fiets rijdt, zorg ik, dat ik achter je aan kom en dan je keel doorsnij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Heiloo, althans in Nederland opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 8] , hoofdagent van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: Kankerlijer" en/of "opkankeren", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de in zaak D onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het bewijs van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in zaak D onder feit 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat blijkens de processtukken de belediging van verbalisant [naam 8] heeft plaatsgevonden in het cellencomplex op het politiebureau in Alkmaar en niet, zoals de tenlastelegging stelt, in Heiloo.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle overige aan verdachte ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
zaak A:
1
hij op 10 augustus 2020 te Alkmaar [naam 1] , brigadier van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen "heb jij weleens een 9 mm door je kop gehad hufter";
2
hij op 21 juli 2020 te Heiloo [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen "je moet je bek houden, ik sla al je tanden uit je bek. Ik vermoord je ter plekke, hoor je me. Pas maar op, volgende keer sla ik je neer. Wacht maar ik krijg jou nog wel en dan ben je van mij. Ik maak je af”;
3
hij op 9 augustus 2020 te Heiloo 2 pakken met kersen roomtaartjes die toebehoorden aan de [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op 9 augustus 2020 in Heiloo wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan [adres 2] en in gebruik bij [naam 3] ;
zaak B:
1
hij op 21 februari 2020 te Heiloo [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snijd je keel door van boven naar onder en van links naar rechts”;
2
hij op 21 februari 2020 te Heiloo, een ambtenaar, [naam 5] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door deze [naam 5] te trappen tegen de knie;
3
hij op 20 januari 2020 te Heiloo in het besloten lokaal aan [naam 3] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 12 december 2019 schriftelijk de toegang tot die [naam 3] winkel ontzegd voor de duur van 1 jaar;
zaak C:
hij op 31 juli 2020 te Heiloo [naam 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- die [naam 6] een schaar te tonen en
- met voornoemde schaar stekende bewegingen te maken in de richting van die [naam 6] en
- die [naam 6] de woorden toe te voegen; "Ik maak je af" en "Ik steek je" en "Ik steek je ogen uit" en
- met voornoemde schaar in zijn, verdachtes, hand achter die [naam 6] aan te rennen;
zaak D:
1
hij op 9 augustus 2020 te Heiloo opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van woningen aan de [adres 3] , die aan [slachtoffers] toebehoorden, heeft vernield;
2
hij op 9 augustus 2020 te Heiloo, brigadier van de politie [naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die voornoemde [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen "Als jij op je fiets rijdt, zorg ik, dat ik achter je aan kom en dan je keel doorsnij".
In de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
ten aanzien van feit 3:
diefstal
ten aanzien van feit 5:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
zaak B:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van feit 3:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
zaak C:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
zaak D:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, maar het te laten bij een gevangenisstraf en een voorwaardelijke ISD-maatregel. Volgens de raadsman is verdachte niet zorg mijdend en ziet hij inmiddels ook zelf in dat het innemen van medicatie voor hem noodzakelijk is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf bedreigingen met de dood/zware mishandeling aan het adres van onder andere politieagenten, mishandeling van een politieagent en vernielingen van ruiten van buurtbewoners. Voor de slachtoffers zijn dit bijzonder nare feiten. Dergelijke feiten wakkeren gevoelens van onrust en onveiligheid aan bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen, hetgeen ook blijkt uit de toelichting in de schadevergoedingsformulieren. Met name deze feiten rekent de rechtbank verdachte ernstig aan. Verdachte heeft er bewust voor gekozen de voorgeschreven medicatie niet in te nemen ten gevolge waarvan hij zich impulsief en agressief naar politieagenten en buurtbewoners is gaan gedragen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en lokaalvredebreuk, feiten die eveneens voor schade en ernstige overlast zorgen.
Het delictgedrag van de verdachte is zeer persistent. Bovendien weegt de rechtbank mee dat er sprake is van een groot aantal feiten die met een frequentie van aanzienlijke aard zijn gepleegd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 23 september 2020 van
[naam 9] ,als reclasseringswerkster verbonden aan
GGZ Fivoor Heerhugowaard.
Het voorlichtingsrapport houdt –onder meer- het volgende in:
In 2015 is betrokkene gediagnosticeerd met cocaïne-afhankelijkheid en schizofrenie. Betrokkene heeft jarenlang contact gehad met GGZ Noord-Holland-Noord. Het is niet duidelijk of er sprake is van een actueel behandelcontact. In onderhavige zaak heeft er een consult van het NIFP plaatsgevonden, betrokkene is niet gesproken, het consult is gebaseerd op het dossier. In het verslag van het consult lezen wij dat betrokkene op grond van zijn psychiatrische problematiek is aangewezen op een verblijf in het PPC, waar hij ook momenteel gedetineerd zit. Er wordt gesproken over een agressieve en impulsieve man, die aan niets meewerkt. Op basis van zijn weigerachtige houding is op voorhand duidelijk dat betrokkene zijn medewerking niet zal verlenen aan een Pro Justitia rapportage, hetgeen dan ook niet geadviseerd is. Wanneer de ISD maatregel wordt overwogen is nadere diagnostiek mogelijk in dit kader.De laatste jaren heeft er geen contact plaatsgevonden tussen de reclassering en betrokkene daar hij niet met ons in gesprek wenste te gaan. Voor onderhavige rapportage is tweemaal getracht met betrokkene in gesprek te gaan, hetgeen hij wederom weigerde. Dit maakt dat wij geen zicht hebben op de huidige omstandigheden en problematiek die maakt dat betrokkene in aanraking komt met justitie. Het is dan ook niet mogelijk om een plan van aanpak op te stellen.
Betrokkene wordt verdacht van diverse feiten. Bij een veroordeling kan er gesproken worden van een patroon aangaande feiten met een agressiecomponent.
Op zijn huidige middelengebruik hebben wij geen zicht. Wat wel vastgesteld kan worden is dat er sprake is van een beperkte agressieregulatie; betrokkene komt diverse malen met justitie in aanraking wegens agressief gedrag. De indruk bestaat dan ook dat eerder vastgestelde problematiek (middelengebruik en psychiatrische problematiek) nog altijd actueel is.Op basis van het aantal justitiecontacten de afgelopen periode wordt ingeschat dat de kans op recidive hoog is en daarbij de kans op letselschade aanwezig. Op basis van de informatie die wel beschikbaar is bestaan er tenminste zorgen over betrokkene en schatten wij in dat behandeling noodzakelijk is om de risico's te kunnen reduceren en te kunnen komen tot enige gedragsverandering.Gelet op bovenstaande kunnen wij niets anders dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De maatregel geeft de mogelijkheid tot diagnostiek en het opstellen van een passend plan van aanpak.
[naam 9] , als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard, heeft voormeld rapport als getuige ter terechtzitting nader toegelicht. Een behandeling in een ambulant kader is niet mogelijk, nu verdachte niet wenst mee te werken. Verdachte weigert al sinds 2017 in gesprek te gaan met de reclassering. Een ISD-maatregel is een passend advies. Binnen de ISD-maatregel kan een behandelplan opgesteld worden.
De rechtbank kan zich verenigen met voormeld advies.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen/goederen het opleggen van de maatregel eist.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een dergelijke afdoening van de strafzaak wordt niet geadviseerd. Verdachte is bijna een jaar lang uit beeld geweest van de GGZ en weigerde zijn medicatie te slikken. In het voorjaar van 2020 heeft verdachte in detentie dwangmedicatie ontvangen en is daarna toch weer gestopt met zijn medicatie. Hij houdt zich niet aan afspraken en is agressief en impulsief. Volgens de rechtbank valt daarom redelijkerwijs niet te verwachten dat behandeling in een ambulant kader tot het gewenste resultaat zal leiden.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

zaak B:

7.1
Vordering benadeelde partij Heij
De benadeelde partij [naam 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 325,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling van een politieagent] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [naam 6]
De benadeelde partij [naam 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 46,90 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder feit 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De schade bestaat uit 2 x € 23,45 per uur uurloon voor onder meer het doen van aangifte.
De rechtbank is van oordeel dat niet is onderbouwd waarin de relatie met het bewezen verklaarde feit is gelegen.
Dit betekent dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
zaak D:
7.3
Vorderingen benadeelde partij [naam 10]
De benadeelde partij [naam 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 470,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
jalouzie kapotte raam: € 824,00
jalouzie naastgelegen raam:
€ 470,00
totaal € 1294,00
vergoede schade
€ 824,00
resteert € 470,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 211,20
(€ 470,00 minus een bedrag van € 258,80 dat door de verzekering is vergoed maar dat de benadeelde partij niet heeft hoeven betalen in verband met een korting van de leverancier) rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Uit de bijlage blijkt dat de jalouzieën zijn aangeschaft voor een bedrag ad € 1.035,20 en dat de benadeelde reeds € 824,00 vergoed heeft gekregen van de verzekering.
Gelet hierop zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 211,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij voor het overige gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen afwijzen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij [naam 10] heeft ook een vordering tot schadevergoeding van
€ 300,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat niet is onderbouwd waarin de relatie van de immateriële schade met het bewezen verklaarde feit, de vernieling van een raam, is gelegen. De dreiging die aan de vernieling zou zijn voorafgegaan, kan daarmee, op basis van de gegeven summiere toelichting, onvoldoende in verband worden gebracht. Dit betekent dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.5
Vordering benadeelde partij [naam 11]
De benadeelde partij [naam 11] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Ten laste van verdachte is de vernieling van een raam bewezen verklaard, welke vernieling heeft plaatsgevonden in een context waardoor volgens de benadeelde partij vrees is ontstaan bij hem en zijn familie. De rechtbank wil op grond van de stukken van het dossier wel aannemen dat die context heeft bestaan. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt een voldoende onderbouwing van het leed dat de heer [naam 11] door dit feit heeft ondervonden. Daarbij speelt ook een rol dat ter terechtzitting als toelichting vooral is gewezen op de vrees die bij de kinderen is ontstaan. Dit betekent dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij kan zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 38m, 38n, 138, 285, 300, 304, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak D onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de in de zaak A onder 1, 2, 3 en 5, zaak B onder 1, 2 en 3, zaak C en zaak D onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur twee jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 5]geleden schade tot een bedrag van €
325,00 (driehonderd en vijfentwintig euro)als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 325,00 (driehonderd en vijfentwintig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [naam 6] niet ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam 10]geleden schade tot een bedrag van
€ 211,50 (tweehonderdelf euro en vijftig cent)als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam 10] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 211,50 (tweehonderdelf euro en vijftig cent)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [naam 10] voor wat betreft de vordering tot vergoeding van de immateriële schade, niet ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam 11] niet ontvankelijk in zijn vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mrs. H.E. van Harten en M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2020.
Mr. R.M. Steinhaus en mr. M.C.J. Lommen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.