ECLI:NL:RBNHO:2019:9908
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onduidelijkheid over financiële situatie
Op 21 november 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot schuldsaneringsregeling door een schuldenaar. De schuldenaar had op 9 april 2019 een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 31 oktober 2019 werd de schuldenaar bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.H. Hartsuiker, en een schuldhulpverlener. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft kunnen aantonen dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. In 2018 had de schuldenaar nog een huis gekocht op naam van zijn echtgenote, waarvoor hij een aanzienlijke hypothecaire schuld is aangegaan. Tevens was de schuldenaar bestuurder van meerdere vennootschappen, die ook schuldeisers waren, en van gefailleerde vennootschappen waar een rechtmatigheidsonderzoek naar gaande was.
De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar onvoldoende bewijs had geleverd dat hij de schulden te goeder trouw was aangegaan. De schuldeisers hadden betoogd dat de schulden niet te goeder trouw waren ontstaan en dat er sprake was van fraude. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet had aangetoond dat hij bij het aangaan van de schulden een economisch verantwoorde beslissing had genomen. Bovendien waren er twijfels over zijn goede trouw met betrekking tot het onbetaald laten van de schulden, vooral gezien zijn rol als bestuurder van vennootschappen die ook schuldeiser waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c van de Faillissementswet, omdat de schuldenaar niet voldeed aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding gaven tot toepassing van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.