ECLI:NL:RBNHO:2019:9860
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een herhaald verzoek om een sociaal-medische urgentieverklaring door de gemeente Zaanstad
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een sociaal-medische urgentieverklaring had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiser had eerder, op 3 juli 2018, een verzoek ingediend dat door verweerder was afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd op 20 september 2018 afgewezen door de voorzieningenrechter. In februari 2019 verklaarde verweerder het bezwaar ongegrond, waarop eiser beroep instelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. Eiser stelde dat zijn medische toestand was verslechterd na een auto-ongeluk, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat deze verslechtering van zodanige aard was dat hij nu wel voor een urgentieverklaring in aanmerking zou komen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beslissing konden weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 oktober 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.