ECLI:NL:RBNHO:2019:9732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
C/15/293864 FT RK 19/1197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met aanzienlijke schuldenlast en betrokkenheid van de schuldenaar bij instemmende schuldeisers

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de schuldenaar, die een totale schuld van € 25.645.927,34 heeft. De schuldenaar heeft op 9 april 2019 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en op 25 september 2019 een verzoek tot instemming met een door hem aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft de betrokken schuldeisers, waaronder ABN Amro Bank, De Nederlandsche Bank, Deutsche Bank, QMulus en Syntrus Achmea Real Estate & Finance, gehoord. De schuldeisers hebben hun instemming met de voorgestelde regeling geweigerd, onder andere omdat zij twijfels hadden over de goede trouw van de schuldenaar en de documentatie van het voorstel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigerende schuldeisers gezamenlijk 37,4% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen en dat de schuldenaar mogelijk invloed heeft op de stemverhouding door zijn betrokkenheid bij de instemmende schuldeisers. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigerende schuldeisers in redelijkheid tot hun weigering hebben kunnen komen, gezien de aanzienlijke hoogte van hun vorderingen en de twijfels over de goede trouw van de schuldenaar. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, en zal in een afzonderlijk vonnis beslissen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND afwijzing dwangakkoord

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: C/15/293864 FT RK 19/1197
vonnis van 21 november 2019
op het verzoek van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen schuldenaar
tegen

1.ABN Amro Bank,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen ABN,

2.De Nederlandsche Bank,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen DNB,

3.Deutsche Bank,

gevestigd te Amsterdam,

4.QMulus,

gevestigd te Den Haag,
gemachtigde: mr. M.J. Elkhuizen,

5.[Nr.5],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen [Nr.5],

6.Syntrus Achmea Real Estate & Finance

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen Syntrus.

1.De procedure

1.1.
Op 9 april 2019 heeft schuldenaar een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend, waarna hij op 25 september 2019 een verzoek ingediend heeft tot het bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw). Hierbij is aangegeven dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling als subsidiair verzoek moet worden bezien.
1.2.
Ter zitting van 31 oktober 2019 is schuldenaar, bijgestaan door mr. C.H. Hartsuiker en [A.], schuldhulpverlener, hierover gehoord.
1.3.
DNB en QMulus zijn bij die gelegenheid eveneens gehoord. Het proces-verbaal dient als hier ingelast te worden beschouwd. ABN, Deutsche Bank en Syntrus zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. ABN heeft schriftelijk verweer gevoerd.
1.4
Tevens zijn verschenen Kite Capital B.V., Van Uden Holding B.V., D.C. van Berkel Holding B.V. en De Raad Financieel Management B.V., voor wie mr. M.C.M. Ruitenbeek-Kossen als advocaat optreedt (hierna: Kite Capital c.s.). Voornoemde partijen hebben kort voor de zitting van 31 oktober 2019 een vordering op schuldenaar kenbaar gemaakt bij de schuldhulpverlener. Deze schuld staat aldus niet vermeld op de schuldenlijst.
1.5
De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat schuldeiser [Nr.5] alsnog akkoord is gegaan.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Schuldenaar heeft een totale schuld van € 25.645.927,34 aan zijn schuldeisers. Deze schuldenlast is exclusief de door Kite Capital c.s. gepretendeerde vordering.
2.2.
De vorderingen van de weigerende schuldeisers op schuldenaar bedragen:
  • ABN: € 1.333.000,00;
  • DNB: € 164.047,80;
  • Deutsche Bank: € 6.822.747,02;
  • QMulus: € 856.814,95;
  • Syntrus: € 666.000,00;
2.3.
De schuldhulpverlener heeft bij e-mailbericht van 15 augustus 2019 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan schuldeisers een uitkering wordt gedaan van 0,9965534% tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen. Uit een brief van mr. C.H. Hartsuiker aan de rechtbank van 25 september 2019 blijkt uit nieuwe berekeningen dat de schuldeisers een uitkering van 1,0960392% van hun vordering tegemoet kunnen zien. Het geld om deze uitkering mogelijk te maken, in totaal € 300.000.00, wordt beschikbaar gesteld door Laran B.V., die tevens als schuldeiser op de schuldenlijst is vermeld. Daarnaast stelt Laran B.V. een extra bedrag ter beschikking om ook de nagekomen schuldeisers Kite Capital c.s. het percentage van hun vordering te kunnen voldoen.
2.4.
De aangeboden schuldregeling is door de andere 8 schuldeisers aanvaard.
2.5.
ABN heeft – samengevat – als reden voor het onthouden van instemming opgegeven dat:
  • het voorstel niet goed gedocumenteerd is. Zo blijkt er niet uit het voorstel welke inspanningen schuldenaar al heeft geleverd om tot een oplossing te komen met zijn schuldeisers;
  • niet duidelijk blijkt of het huidige aanbod het hoogst haalbare aanbod is, en of een schuldsaneringstraject een hogere uitkering tot gevolg zou hebben;
  • uit het voorstel blijkt dat ABN niet alleen staat in haar weigering;
  • het voorstel niet in verhouding staat tot de openstaande schuld.
DNB heeft – samengevat – als reden voor het onthouden van instemming opgegeven dat:
  • de betrokkenheid van schuldenaar als bestuurslid bij geldschieter Laran B.V. vraagtekens opwerpt;
  • de vordering een boete betreft die op grond van de Wet Financieel Toezicht is opgelegd. Daarmee is de vordering niet te goeder trouw van aard;
  • schuldenaar bij het bepalen van de opgelegde boete meermalen gevraagd is om inkomensgegevens te overleggen, maar heeft die nooit verstrekt;
  • onderzoek naar Laran B.V. opgeleverd heeft dat er entiteiten achter zitten die uiteindelijk leiden naar een stichting waarvan schuldenaar bestuurder is en een onbekende stille vennoot. Dat kan schuldenaar zijn, waardoor hij zijn eigen akkoord financiert, én zijn eigen loonstrook maakt;
  • er geld uit het zicht is verdwenen. Wat is hiermee gebeurd?
Deutsche Bank heeft geen reden opgegeven voor het onthouden van instemming.
QMulus heeft – samengevat – als reden voor het onthouden van instemming opgegeven dat:
  • het verzoek niet goed is onderbouwd. QMulus heeft nooit een complete schuldenlijst ontvangen;
  • vermoed wordt dat schuldenaar economisch gerechtigd is bij Laran B.V., Cage Capital en Joone Mane, ook al zegt hij dat hij enkel een bestuursfunctie vervult;
  • als een thans gevoerde procedure van Cage Capital in Duitsland positief voor deze onderneming uitvalt, er dan geld vrijkomt en schuldenaar daar mogelijk belang bij heeft. De schulden aan de drie genoemde ondernemingen zouden dan minder hoog kunnen uitvallen of zelfs worden opgelost;
  • er 46,5 miljoen euro is opgehaald en er daarvan 23 miljoen euro geïnvesteerd is in HKB. Het is niet duidelijk wat er met de rest van het geld gebeurd is. Er is geld weg dat aan de schuldeisers betaald had kunnen worden;
  • schuldenaar QMulus een rad voor ogen heeft gedraaid, en dat de schuld aan QMulus daardoor niet te goeder trouw is ontstaan;
  • het inkomen van schuldenaar thans vrij laag is. QMulus is ervan overtuigd dat schuldenaar in staat moet zijn om een hoger inkomen te genereren, en is er dus niet van overtuigd dat schuldenaar nu het maximaal haalbare aanbiedt;
  • schuldenaar zich in privé borg heeft gesteld, terwijl hij wist dat hij dit niet kon nakomen.
Syntrus heeft – samengevat – als reden voor het onthouden van instemming opgegeven dat:
  • zij de vordering geheel voldaan wil zien;
  • er signalen zijn dat er sprake zou kunnen zijn van fraude en/of bestuurdersaansprakelijkheid. Curator Ingwersen heeft in het faillissement van Ercap Group B.V. al aangegeven dat hier een onderzoek naar gaande is. Syntrus hecht er waarde aan dat dit onderzoek eerst wordt afgerond, alvorens zij overweegt om akkoord te gaan met dit aanbod.

3.De beoordeling

3.1.
Uitgangspunt is dat een schuldeiser slechts onder zeer bijzondere omstandigheden gedwongen kan worden om in te stemmen met een door een schuldenaar aangeboden akkoord. Het verzoek zal dan ook slechts kunnen worden toegewezen als ABN, DNB, Deutsche Bank, QMulus en Syntrus in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de genoemde schuldeisers hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
3.2.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 287a Fw dient als toetsingskader voor een dwangakkoord onder meer de volgende omstandigheden in aanmerking te worden genomen:
– is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
– is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht;
– biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldenaar;
– biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldeiser: hoe groot is de kans dat de weigerende schuldeiser dan evenveel of meer zal ontvangen;
– wat is de zwaarte van het financiële belang dat de schuldeiser heeft bij volledige nakoming;
– hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast;
– staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers.
3.3.
Bij de beoordeling van de vraag of ABN, DNB, Deutsche Bank, QMulus en Syntrus in redelijkheid tot de weigering konden komen, moet worden gekeken naar de inhoud van het akkoord. Aanvaarding van het akkoord zal tot gevolg hebben dat (op grond van de prognose van [A.]) de schuldeisers een betaling van 1,0960392% van hun vorderingen tegemoet kunnen zien. Dit zal (in beginsel) moeten worden vergeleken met de situatie dat op schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard, zoals subsidiair verzocht.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat ABN, DNB, Deutsche Bank, QMulus en Syntrus met hun vorderingen een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast van schuldenares vertegenwoordigt, namelijk 37,40%. Daarbij is de rechtbank zich van de hoogte van de totale schuld van de weigerende schuldeisers bewust: € 9.842.609,70. De belangen van de weigerende schuldeisers bij de beoordeling van dit verzoek zijn daarom zeer groot. Reeds om die reden kan niet worden geoordeeld dat de weigerende schuldeisers in redelijkheid niet hebben kunnen weigeren in te stemmen met het akkoord. Bovendien is ter zitting duidelijk geworden dat zich onder de schuldeisers die wel hebben ingestemd met het akkoord een drietal vennootschappen bevinden waarvan schuldenaar bestuurder is. Aldus valt niet uit te sluiten dat schuldenaar zelf via die vennootschappen invloed heeft op de hoogte van de totale schuldenlast en de stemverhouding. Onzekerheid hierover heeft schuldenaar niet weg kunnen nemen.
3.5.
Dat geldt evenzeer voor het verweer van enkele schuldeisers dat schuldenaar niet het maximaal haalbare heeft aangeboden en dat de vorderingen niet te goeder trouw zijn ontstaan. Schuldenaar heeft, hoewel hij stelt geen enkel financieel belang in enige vennootschap te hebben, geen volledige openheid van zaken (kunnen) (ge)geven met betrekking tot de vennootschapsstructuren waarbij hij betrokken is, zoals Laran B.V. Daar komt bij dat ter zitting duidelijk is geworden dat schuldenaar een aanzienlijk bedrag zou (kunnen) toekomen wanneer de procedure die momenteel in Duitsland wordt gevoerd in zijn voordeel wordt beslist. Ten aanzien van de goede trouw geldt dat de onderbouwde stellingen van de weigerende schuldeisers de rechtbank niet op voorhand ongegrond voorkomen, doch dat de beoordeling daarvan vanwege de complexiteit ervan het bestek van deze procedure te buiten gaat, althans dat schuldenaar er niet in is geslaagd de rechtbank van zijn goede trouw te overtuigen.
3.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ABN, DNB, Deutsche Bank, QMulus en Syntrus in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen. Het verzoek om deze weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met het voorstel zal daarom worden afgewezen.
3.7.
Op het verzoek tot toepassing tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 21 november 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.