ECLI:NL:RBNHO:2019:9602

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
C/15/283904 / FA RK 19-321
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een meerderjarige op basis van bijzondere omstandigheden en verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, aangeduid als [meerderjarige], door [verzoeker]. Het verzoek is ingediend op basis van zeer bijzondere omstandigheden, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het belang van [meerderjarige] is. De rechtbank heeft geconstateerd dat [meerderjarige] op [geboortedatum] in Soedan is geboren en dat hij sinds zijn aankomst in Nederland in 2012 in een pleeggezin van [verzoeker] heeft gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een hechte band tussen [verzoeker] en [meerderjarige], en dat [meerderjarige] geen contact meer heeft met zijn biologische ouders. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek verschoonbaar is, gezien de omstandigheden waaronder [verzoeker] heeft gehandeld. De rechtbank heeft de adoptie toegewezen, ondanks dat [meerderjarige] meerderjarig is, en heeft de geslachtsnaamwijziging afgewezen omdat de nationaliteit van [meerderjarige] onbekend is. De rechtbank heeft de geboortegegevens van [meerderjarige] vastgesteld en gelast dat deze worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/283904 / FA RK 19-321
beschikking van 20 november 2019 betreffende adoptie
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. D.S. Lösing, kantoorhoudende te Rotterdam,
met als belanghebbende:
[meerderjarige] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van [verzoeker] , ingekomen op 14 januari 2019;
- de stukken van [verzoeker] , ingekomen op 15 februari 2019, op 15 maart 2019, op 11 april
2019 en op 13 mei 2019;
- het (e-mail)bericht van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad), ingekomen op 28 mei 2019;
- de schriftelijke reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand te [plaats] (verder: ABS), ingekomen op 2 juli 2019.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 oktober 2019 in aanwezigheid van [verzoeker] , bijgestaan door mr. D.S. Lösing, en [meerderjarige] . Voorts is verschenen [tolk] die ten behoeve van [verzoeker] is opgetreden als tolk in de Somalische taal.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Op [geboortedatum] is te [plaats] , Soedan geboren: [meerderjarige] .
2.2
Blijkens de beschikking van de rechtbank Haarlem van 13 november 2012 is/zijn de gezagsdrager(s) met ingang van die datum geschorst in de uitoefening van het gezag over [meerderjarige] en is de Stichting Nidos, Jeugdbescherming voor vluchtelingen, benoemd tot tijdelijke voogdes over [meerderjarige] .
2.3
Uit de brief van Stichting Nidos van 20 februari 2019 blijkt dat deze stichting over de periode 14 november 2012 tot 26 december 2016 belast is geweest met de tijdelijke voogdij over [meerderjarige] en dat de familie [verzoeker] op 28 september 2012 een opvangcontract met Nidos heeft afgesloten en met ingang van 28 september 2012 voor [meerderjarige] is gaan zorgen. Op [datum] is [meerderjarige] meerderjarig geworden en is de voogdij van rechtswege beëindigd.
2.4
[meerderjarige] had een vreemdelingen identiteitsbewijs van de IND dat geldig was van 24 februari 2017 tot 24 februari 2018. Hij is zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar hij verblijft in en rondom [plaats] .
In de schriftelijke reactie van de ABS is vermeld dat uit de Registratie Niet Ingezetenen (RNI) blijkt dat [meerderjarige] op 7 februari 2013 in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente [plaats] is geregistreerd als: [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Soedan. Op 31 januari 2017 is de BRP persoonslijst van [meerderjarige] opgeschort wegens uitschrijving naar onbekende bestemming.
Uit de BRP blijkt dat [meerderjarige] per 31 januari 2017 vanwege emigratie is uitgeschreven en dat zijn nationaliteit onbekend is.
2.5
[meerderjarige] is sinds 25 februari 2019 in het bezit van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8, onder f en h van de Vreemdelingenwet (Vw), in procedure voor vergunning artikel 14 Vw. Deze verblijfsvergunning is tijdelijk, in afwachting van de beslissing op het verzoek van [meerderjarige] om een verblijfsvergunning op grond van de “kinderpardonregeling”.
2.6
[verzoeker] heeft de Nederlandse nationaliteit. De nationaliteit van [meerderjarige] is onbekend.
2.7
De Raad is in kennis gesteld van het verzoek.

3.Verzoek

3.1
[verzoeker] heeft verzocht de adoptie uit te spreken van [meerderjarige] door haar en te gelasten dat [meerderjarige] de achternaam [achternaam] zal krijgen.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd. [meerderjarige] is in oktober 2012 op dertienjarige leeftijd met een vriend van zijn vader uit Soedan naar Nederland gevlucht. Zijn vader is toen zelf naar Engeland gereisd. Zijn moeder is achtergebleven in Soedan. Hij heeft geen papieren en hij heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn ouders en evenmin met de vriend van zijn vader. Het vermoeden bestaat dat zijn moeder is overleden en dat zijn vader in Engeland woont. [meerderjarige] werd in Nederland via stichting Nidos in het pleeggezin van [verzoeker] geplaatst. Hij heeft de middelbare school afgemaakt en is daarna begonnen aan een MBO niveau 3 opleiding waarbij hij ook stage liep. Nadat er lang onduidelijkheid heeft bestaan, is inmiddels duidelijk geworden dat [meerderjarige] niet in Nederland mag blijven. Als gevolg hiervan moest [meerderjarige] zijn studie en stage stoppen. Hij mag ook niet meer bij [verzoeker] wonen, maar hij komt daar wel vaak op bezoek. [verzoeker] heeft regelmatig pleegkinderen in huis. Van alle pleegkinderen heeft [meerderjarige] het langste bij [verzoeker] gewoond. Daardoor hebben zij een speciale band opgebouwd, waarbij [meerderjarige] [verzoeker] als zijn moeder beschouwt en [verzoeker] hem als haar zoon beschouwt. Ook de band tussen [meerderjarige] en de vier biologische kinderen van [verzoeker] is heel hecht, zij beschouwen hem ook als een biologisch kind van [verzoeker] . [meerderjarige] heeft het ook altijd goed kunnen vinden met de andere kinderen die via stichting Nidos door [verzoeker] werden opgevangen. Daarom wil [verzoeker] de gevoelsmatig bestaande familiebetrekkingen thans formaliseren. Er is sprake van family life tussen [verzoeker] en [meerderjarige] , maar ook tussen [meerderjarige] en de kinderen van [verzoeker] . Ook omdat zijn ouders geen rol spelen in zijn leven, wil [verzoeker] [meerderjarige] graag adopteren. Het laatste wat [verzoeker] voor [meerderjarige] kan doen is hem adopteren en daardoor het juridisch moederschap in overeenstemming brengen met het sociale en gevoelsmatige moederschap. [verzoeker] meent dat [meerderjarige] zich heel erg eenzaam moet voelen, omdat hij geen echte familie heeft. [meerderjarige] heeft zich ook de Somalische tradities eigen gemaakt en hij benadert en bejegent [verzoeker] altijd met veel liefde en respect.
Pas toen bleek dat [meerderjarige] niet langer bij [verzoeker] kon blijven wonen is nagedacht over adoptie. Zonder adoptie zal [meerderjarige] in een sociaal isolement raken. Hij leidt thans een zwervend bestaan. [verzoeker] heeft [meerderjarige] geholpen met het ontwikkelen van zijn identiteit. De hele situatie heeft veel stress opgeleverd bij [meerderjarige] , waardoor hij een depressieve periode heeft gekend. Ook heeft hij een negatief zelfbeeld. Afwijzing van de adoptie zal in de weg staan aan een volwaardige ontwikkeling naar volwassenheid en de (verdere) vorming van zijn identiteit.
Hoewel [meerderjarige] inmiddels (jong)meerderjarig is, zou afwijzing van het verzoek een inbreuk opleveren van het tussen [verzoeker] en [meerderjarige] bestaande gezinsleven als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze inbreuk rechtvaardigt een terzijdestelling van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228, eerste lid, aanhef onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Toewijzing van het verzoek past ook in de strekking van de adoptie als maatregel van kinderbescherming, zijnde bescherming van de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. Het is onduidelijk of de ouders van [meerderjarige] het adoptieverzoek zouden tegenspreken, maar gelet op de ontbrekende rol in het leven van [meerderjarige] en het negatieve vooruitzicht, alsmede de meerderjarigheid van [meerderjarige] , wordt daarin geen bezwaren gezien.

4.Beoordeling

4.1
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van het verzoek tot adoptie kennis te nemen, nu [verzoeker] in Nederland woont.
4.2
Op grond van artikel 105, eerste lid, van Boek 10 van het BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens het tweede lid, Nederlands recht van toepassing.
4.3
Ingevolge artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW kan een verzoek tot adoptie alleen worden uitgesproken indien het kind op de dag van indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak niet aan deze voorwaarde is voldaan. [verzoeker] heeft echter aangevoerd dat onverkorte toepassing van deze voorwaarde in dit geval zou leiden tot een onaanvaardbare doorkruising van het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op familieleven.
4.4
In dit kader stelt de rechtbank voorop dat eerst beoordeeld dient te worden of sprake is van door artikel 8 EVRM beschermd familieleven tussen [verzoeker] en [meerderjarige] , nu van bloedverwantschap tussen de betrokkenen geen sprake is. Een uitzondering is, op basis van een beoordeling van de concrete feiten omstandigheden van het geval, mogelijk, als er sprake is van nauwe persoonlijke betrekkingen tussen de betrokkenen. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over pleegouders en pleegkinderen (Moretti and Benedetti t. Italië, verzoeknummer 16318/07, §§ 48-52) blijkt dat het daarbij aankomt op de tijd die de betrokkenen met elkaar hebben doorgebracht, de kwaliteit van de relaties en de rol van de pleegouder naar het kind toe. In casu komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM, gelet op voormelde feiten en omstandigheden, hetgeen [verzoeker] aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd en ter zitting heeft toegelicht. Daarbij speelt een belangrijke rol dat vanaf [datum] , toen [meerderjarige] 13 jaar oud was, tot (in ieder geval) [datum] , zijnde de datum waarop [meerderjarige] meerderjarig is geworden, [verzoeker] hem in haar gezin als gezinslid heeft opgenomen. Hoewel [meerderjarige] drie maal contact heeft gehad met het Rode Kruis om informatie over zijn biologische ouders te achterhalen, heeft dit geen resultaat gehad. [verzoeker] heeft als pleegouder een cruciale rol gespeeld in de opvang van [meerderjarige] . [verzoeker] heeft langdurig en intensief zorg gedragen voor [meerderjarige] , niet alleen in de praktische opvang, maar evenzeer bij het zoeken naar hulp voor verwerking van de door [meerderjarige] opgelopen trauma's. Uit de stukken is gebleken dat [meerderjarige] , naast het feit dat hij dakloos is, is gediagnosticeerd met: persisterende depressieve stoornis (dysthymie), posttraumatische stress stoornis, ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en insomniastoornis. Ook vanaf het moment dat duidelijk werd dat [meerderjarige] niet in Nederland mag blijven en dus niet langer bij [verzoeker] mocht verblijven, speelt [verzoeker] nog een heel belangrijke rol in het leven van [meerderjarige] . [meerderjarige] verblijft sindsdien nog regelmatig in het gezin van [verzoeker] en haar kinderen.
Eenmaal gevestigd familieleven wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden verbroken. Hiervan is in casu geen sprake, gelet op het feit dat ook thans nog sprake is van frequent contact tussen [verzoeker] en [meerderjarige] .
4.5
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de afwijzing van het verzoek tot adoptie in dit geval een ongeoorloofde inmenging in het gezins- en familieleven van [meerderjarige] en [verzoeker] , als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, met zich brengt en een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 sub a BW, die als voorwaarde voor adoptie stelt dat het kind op het tijdstip van indiening van het verzoek minderjarig is, rechtvaardigt. Slechts indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden kan een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke nationale bepaling aan de orde zijn.
4.6
Hoewel [meerderjarige] sinds zijn aankomst in Nederland meerdere malen met hulp van het Rode Kruis heeft geprobeerd om zijn biologische ouders op te sporen, zijn die pogingen vruchteloos gebleken. [meerderjarige] heeft dan ook niets meer van zijn biologische ouders te verwachten en was voor zijn verzorging en opvoeding volledig aangewezen op [verzoeker] . [verzoeker] heeft van 28 september 2012 tot 26 december 2016 voor [meerderjarige] gezorgd. Ook nadien is er sprake van frequent en intensief contact tussen [verzoeker] en [meerderjarige] . Op grond hiervan is een hechte band ontstaan tussen [verzoeker] en [meerderjarige] , alsmede tussen [meerderjarige] en de eigen biologische kinderen van [verzoeker] . Illustratief daarvoor is bijvoorbeeld dat [meerderjarige] zich de Somalische taal eigen heeft gemaakt. [meerderjarige] is voor steun en zorg nog steeds aangewezen op [verzoeker] en haar kinderen. Daarbij betrekt de rechtbank dat [meerderjarige] zich in een kwetsbare situatie bevindt. Hij is zonder vaste woon- en verblijfplaats en heeft al geruime tijd ernstige psychiatrische en/of psychologische problemen waarvoor hij onder behandeling is. Mede gelet op deze kwetsbaarheid en zijn nog jonge leeftijd heeft [meerderjarige] een zwaarwegend belang bij het bevestigen van een familierechtelijke betrekking met [verzoeker] en bij de juridische bevestiging van de emotionele band die hij sinds zijn minderjarigheid met [verzoeker] en haar kinderen heeft. De rechtbank acht de omstandigheden van het onderhavige geval dan ook dermate uitzonderlijk, dat gelet daarop sprake is van een inbreuk op het familieleven als adoptie niet mogelijk zou zijn.
4.7
De rechtbank acht voorts de termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek verschoonbaar, gelet op de daarvoor in het verzoekschrift en ter zitting aangevoerde redenen. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat zij, toen er nog sprake was van de voogdijmaatregel, bij de Stichting Nidos heeft aangegeven dat zij voor [meerderjarige] wilde blijven zorgen, ook nadat hij meerderjarig zou zijn geworden. Gelet op het feit dat Nidos toen heeft gezegd dat er sprake was van een voogdijmaatregel en dat [verzoeker] verder niets hoefde te doen, heeft [verzoeker] in de veronderstelling verkeerd dat ze voor [meerderjarige] kon blijven zorgen. Mede op grond van het gegeven dat [meerderjarige] zonder verblijfsvergunning niet in Nederland kan blijven, heeft [verzoeker] verzocht om adoptie. [verzoeker] heeft er alles aan gedaan om de band met [meerderjarige] te borgen, hetgeen is gelukt, ondanks het feit dat [meerderjarige] sinds zijn meerderjarigheid niet meer officieel bij haar mag verblijven.
4.8
Aan alle (overige) in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan, waarbij de rechtbank nog het volgende overweegt. De voorwaarde dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt, kan naar het oordeel van de rechtbank zonder verdere bespreking blijven. [meerderjarige] heeft voldoende aangetoond dat hij de verblijfplaats van zijn ouders niet heeft kunnen achterhalen en dat hij op grond daarvan geen toestemming voor de verzochte adoptie heeft kunnen vragen dan wel verkrijgen. Daarnaast heeft te gelden dat [meerderjarige] inmiddels meerderjarig is.
4.9
Uit hetgeen in hiervoor is overwogen volgt dat adoptie in het kennelijk belang van [meerderjarige] is en dat hij niets meer van zijn biologische ouders te verwachten heeft, zodat aan alle in artikel 1:227, derde lid, BW genoemde gronden voor adoptie is voldaan. De Raad heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de adoptie.
4.1
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
(geslachts)naam
4.11
[verzoeker] heeft verzocht te gelasten dat [meerderjarige] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal krijgen. [verzoeker] en [meerderjarige] hebben een daartoe strekkende keuze gedaan.
4.12
De rechtbank overweegt als volgt. De ABS heeft als zijn standpunt het volgende naar voren gebracht. Artikel 10:19 BW bepaalt dat de geslachtsnaam van een kind wordt bepaald door het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit heeft. Blijkens het RNI is de nationaliteit van [meerderjarige] onbekend. [meerderjarige] is geboren in Soedan. Naar Soedanees nationaliteitsrecht wordt de Soedanese nationaliteit van rechtswege verkregen door afstamming via de vader en door geboorte in Soedan. Echter, geboorte in Soedan vormt op zichzelf geen grond voor verkrijging van de Soedanese nationaliteit. Of [meerderjarige] door afstamming of door geboorte in Soedan de Soedanese nationaliteit heeft verkregen is voor de ABS niet vast te stellen. Wanneer de adoptie in Nederland wordt uitgesproken en de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, verkrijgt [meerderjarige] niet de Nederlandse nationaliteit en is de verklaring op grond van artikel 1:5, derde lid, BW niet van toepassing. [meerderjarige] behoudt zijn namenreeks.
4.13
Gelijk de ABS heeft aangegeven is de rechtbank van oordeel dat [meerderjarige] thans een namenreeks heeft en dat hij door de adoptie niet de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Het Nederlandse recht is niet van toepassing op het onderhavige verzoek en daarmee kan de door [verzoeker] en [meerderjarige] gedane keuze voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] niet worden geëffectueerd. De rechtbank zal het verzoek dat [meerderjarige] na de adoptie de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal krijgen afwijzen.
Vaststelling geboortegegevens
4.14
Ten aanzien van [meerderjarige] , die buiten Nederland is geboren, is geen akte van geboorte overgelegd die overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt.
4.15
Ingevolge artikel 1:25c, eerste lid, onder c, BW dient, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, de rechtbank Den Haag de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen indien op grond van Boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Artikel 1:25c, tweede lid, BW bepaalt dat de rechtbank daarbij rekening moet houden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en de dag van geboorte van de vader en van de moeder moeten worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen.
Artikel 1:25c, derde lid, BW bepaalt dat ingeval van adoptie de rechtbank die de adoptie uitspreekt, ambtshalve afzonderlijk de in het eerste lid bedoelde beschikking geeft.
4.16
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval van [verzoeker] niet gevergd kan worden, voor zover er al een akte van geboorte van [meerderjarige] is opgemaakt, deze akte te overleggen.
4.17
Voor wat betreft de geboorte van [meerderjarige] heeft [verzoeker] onder meer overgelegd het verslag van het eerste gehoor van de IND van 5 november 2012, een kopie van een verblijfsvergunning waarvan de geldigheidsduur is verstreken en de beschikking van de rechtbank Haarlem van 13 november 2012, waarbij de Stichting Nidos met ingang van 13 november 2012 is belast met de tijdelijke voogdij over [meerderjarige] .
4.18
Na kennisneming van deze stukken heeft de ABS het volgende aangegeven. Als de rechtbank van oordeel is dat van [meerderjarige] niet gevergd kan worden dat hij zijn geboorteakte opvraagt uit zijn geboorteland en in het geding brengt, is de ABS van oordeel dat de geboortegegevens van [meerderjarige] conform artikel 1:25c BW als volgt dienen te worden vastgesteld:
KIND
Naam : [meerderjarige]
Plaats van geboorte : [plaats] , Soedan
Dag van geboorte : [geboortedatum]
Geslacht : M (mannelijk)
Nu daarvoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen, ligt het voor de hand de oudergegevens van [meerderjarige] niet vast te stellen.
4.19
De rechtbank zal, met inachtneming van de door [verzoeker] overgelegde stukken en het standpunt van de ABS, de geboortegegevens van [meerderjarige] vaststellen op na te melden wijze. De rechtbank zal de oudergegevens niet vaststellen, nu daarvoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
stelt vast dat op [geboortedatum] te [plaats] , Soedan is geboren een kind van het mannelijk geslacht genaamd: [meerderjarige] ;
5.2
spreekt uit de adoptie van: [meerderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , Soedan,
door [verzoeker] voornoemd;
5.3
gelast de inschrijving van de hierboven in 4.18 weergegeven en de hierboven in 5.1 vastgestelde geboortegegevens van [meerderjarige] in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
5.4
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.5
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
[gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, voorzitter, mr. M.A.J. Berkers en mr. L. Boonstra, allen kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2019.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.