In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vertraging van de vlucht van Gdansk naar Amsterdam was het gevolg van een passagier die zich ongepast gedroeg, waardoor hij met beveiliging uit het vliegtuig moest worden gezet. Dit leidde tot een vertraging van 46 minuten, wat volgens KLC een buitengewone omstandigheid vormde die hen vrijstelde van compensatieverplichtingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in principe recht geeft op compensatie. KLC voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een vliegveiligheidsprobleem, maar Airhelp betwistte dit en stelde dat KLC onvoldoende bewijs had geleverd voor de claim van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat KLC voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door de onhandelbare passagier en dat dit een vliegveiligheidsprobleem opleverde. De rechter concludeerde dat KLC alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en wees de vordering van Airhelp af.
De proceskosten werden toegewezen aan Airhelp, die ongelijk kreeg in deze zaak. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter L.M. de Vries op 6 november 2019.