ECLI:NL:RBNHO:2019:9422

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
7321035 CV EXPL 18-9557
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden door de luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van Genève naar Amsterdam op 26 januari 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht is geannuleerd en dat KLC zich beroept op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en instructies van de luchtverkeersleiding. KLC heeft betoogd dat deze omstandigheden de annulering van de vlucht rechtvaardigen, maar de kantonrechter oordeelt dat KLC onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter benadrukt dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om aan te tonen dat zij geen andere keuze had dan de vlucht te annuleren. Aangezien KLC niet heeft kunnen bewijzen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, wordt de vordering van Airhelp toegewezen. KLC wordt veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht, en de proceskosten komen voor rekening van KLC. De kantonrechter wijst de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Airhelp niet voldoende heeft aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt in overeenstemming met de geldende regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7321035 \ CV EXPL 18-9557
Uitspraakdatum: 6 november 2019
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz en mr. K. He (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 2 oktober 2018 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 8 oktober 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna de passagiers) hebben met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagier diende te vervoeren van Geneve-Cointrin Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport op 26 januari 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 500,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vlucht maakt onderdeel uit van de rotatie Amsterdam-Geneve-Amsterdam met vluchtnummers KL1929/1930. Voorafgaand aan de rotatie moest het toestel vanuit Aalborg naar Amsterdam vliegen. Op 26 januari 2018 was sprake van slechte weersomstandigheden. Het zicht daalde in de vroege ochtend tot slechts 250 meter. Als gevolg hiervan moet omwille van de vliegveiligheid meer ruimte tussen opvolgende vliegtuigen worden aangehouden. Daarnaast kon niet meer gebruik worden gemaakt van alle baancombinaties. De Nederlandse luchtverkeersleiding heeft daarop besloten de capaciteit van de luchthaven drastisch naar beneden bij te stellen. Rond 08:20 UTC is de inboundcapaciteit zelfs teruggebracht naar 20 vluchten per uur. De vlucht vanuit Aalborg kreeg vanaf 07:25 UTC meerdere keren een nieuwe vertrektijd; “Calculated Take-off Time” (hierna CTOT) opgelegd met code 84 ‘ATFM due to weather at destination’. Nadat om 08:13 UTC de CTOT werd verschoven naar 11:08 UTC is de onderhavige vlucht - die om 13:40 UTC moest vertrekken - om 08:25 UTC door KLC geannuleerd. De totale vertraging zou door de CTOT op dat moment 1 uur en 38 minuten zijn. Hierna is de CTOT door Eurocontrol bijgesteld en is de vlucht vanuit Aalborg alsnog –met een vertraging van 39 minuten- uitgevoerd. De weersomstandigheden hadden echter ook kunnen verslechteren waardoor de vlucht nog verdere vertraging zou hebben opgelopen. KLC heeft een buffer in haar schema, zolang de gemiddelde vertragingen onder de 70 minuten blijft kunnen alle vluchten worden uitgevoerd. Komt de gemiddelde vertraging daarboven dan heeft het sneeuwbaleffect tot gevolg dat niet alle geplande vluchten kunnen worden uitgevoerd. KLC was derhalve niet in staat om de vlucht uit te voeren en heeft deze geannuleerd. KLC is gehouden om de instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen. Dergelijke instructies zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat KLC zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor KLC. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
KLC heeft betoogd dat getoetst moet worden of de weersomstandigheden en de capaciteitsreductie zijn aan te merken als buitengewone omstandigheden. Deze omstandigheden zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van KLC, aldus KLC. KLC voert aan dat weersomstandigheden en de daarop getroffen maatregelen door de luchtverkeersleiding van buitenkomende omstandigheden zijn. KLC kan gezien de aard en oorsprong van de omstandigheden ook geen daadwerkelijke invloed uitoefenen op de omstandigheden. De oorzaak van de annulering is dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Dat KLC mogelijk een andere vlucht had kunnen annuleren maakt dat niet anders. In de onderhavige kwestie is duidelijk dat niet alle vluchten konden worden uitgevoerd en dat dit de reden is geweest voor de annulering. Daarmee is het causale verband tussen de annulering en de capaciteitsreductie gegeven, aldus KLC. KLC voert voorts aan dat zij zo ruim van te voren een beslissing moet nemen om al dan niet tot annulering van een vlucht over te gaan. Op het laatste moment annuleren zou voor chaos op het vliegveld zorgen. Indien KLC niet proactief vluchten annuleert komen alle vluchten met vertraging aan het kan de luchtverkeersleiding niet alles afhandelen en ontstaan verstoppingen. In het belang van de veiligheid moet KLC zo spoedig mogelijk annuleren, aldus nog steeds KLC.
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat KLC voldoende heeft aangetoond dat op 26 januari 2018 als gevolg van slechte weersomstandigheden de luchtverkeersleiding de capaciteit van vluchten naar Schiphol in de vroege ochtend heeft beperkt. Voorts heeft KLC voldoende onderbouwd dat Eurocontrol voor de vlucht vanuit Aalborg meerdere CTOTS heeft opgelegd. Deze vlucht is echter uiteindelijk uitgevoerd met een vertraging van 39 minuten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat KLC onvoldoende heeft onderbouwd waarom de rotatievlucht niet kon worden uitgevoerd. Vast staat dat de luchtverkeersleiding niet beslist over de annulering van individuele vluchten. Daarnaast leiden eerdere restricties niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. De kantonrechter overweegt dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht in kwestie over te gaan. Anders dan KLC is de kantonrechter van oordeel dat KLC onvoldoende concreet heeft gesteld dat de annulering van de onderhavige vlucht het gevolg is geweest van de restricties dan wel de weersomstandigheden. KLC heeft betoogd dat ten gevolge van de weersomstandigheden, de capaciteitsreducties en de gemiddelde vertragingen niet alle geplande vluchten uitgevoerd konden worden, maar het gaat er in deze zaak om dat KLC aantoont waarom nu juist de onderhavige vlucht ten gevolge van de restricties geannuleerd moest worden. Dit temeer nu de vlucht voorafgaand aan de rotatie wel is uitgevoerd. KLC heeft dit nagelaten.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat KLC onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Het verweer op dit punt faalt dan ook. Er wordt om die reden dan ook niet toegekomen aan de beantwoording van de vraag of KLC alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
5.7.
KLC betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn over de hoofdsom. Anders dan KLC is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de vlucht uitgevoerd had moeten worden en de passagiers schade hebben, bestaande in het geleden tijdsverlies. Deze schade wordt zowel geleden door passagiers van geannuleerde vluchten als door passagiers van vertraagde vluchten, indien de tijd om hen naar hun bestemming te vervoeren langer duurt dan oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij is vastgesteld (Sturgeon-arrest van het Hof van 19 november 2009 in de gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07). Zoals KLC heeft aangevoerd, heeft het Hof in het Nelson-arrest van 23 oktober 2012 (C-581/10) overwogen dat met een vertraagde vlucht gepaard gaand tijdverlies niet als “schade voortvloeiend uit vertraging” in de zin van artikel 19 van het Verdrag van Montreal kan worden aangemerkt en daarmee niet binnen de werkingssfeer van artikel 29 van dat Verdrag kan vallen. Hieruit volgt echter niet dat evenmin sprake is van schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 26 januari 2018, zijnde de datum van de vlucht.
5.8.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLC heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van KLC, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLC tot betaling aan de passagier van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 26 januari 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 476,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter