Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties 1 tot en met 9),
- de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 3),
- het tussenvonnis van 4 juli 2018,
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2018 en de daarin genoemde stukken, waaronder de van de zijde van [gedaagde] nog overgelegde productie 4 en de producties 10 tot en met 18 van de zijde van [eisers] ,
- de akte na comparitie, tevens wijziging en aanvulling der eis van [eisers] , ingekomen op 29 januari 2019,
- de akte na comparitie van [gedaagde] , genomen op de rol van 30 januari 2019,
- de nadere akte na comparitie van [eisers] , ingekomen op 4 juni 2019 (met de producties 19 tot en met 22),
- de nadere akte na comparitie van [eisers] , ingekomen op 18 juni 2019, en
- de op de rol van 17 juli 2019 door [gedaagde] ingediende antwoordakte.
2.De feiten
D.OVERLIJDEN TEGELIJK OF ALS LAATSTE/MET AFSTAMMELINGEN
benoem ik, onder last van na te melden legaten, mijn kinderen tot enige erfgenamen van mijn gehele nalatenschap, tezamen en voor gelijke delen, met dien verstande dat:
INBRENG SCHENKINGEN
3.Het geschil
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten.” Gelet op deze zware sanctie worden aan het bewijs van het opzet zware eisen gesteld. [eisers] heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat van het vereiste opzet sprake is geweest. [eisers] was op de hoogte van het feit dat het appartement in kwestie tot de nalatenschap behoorde. De verkoop van het appartement door [gedaagde] vond ook plaats met instemming van [eisers] Bij e-mail van 9 juni 2017 heeft [gedaagde] voorts aan notaris Wegink laten weten dat hij de verkoopopbrengst onder zich zou houden, dit ‘gezien zijn persoonlijke situatie en de uitbetalingen aan de beide broers in het verleden’. [gedaagde] voegt daaraan toe dat dit de berekening van de erfdelen niet in de weg hoeft te staan. Hoewel de inhouding, zoals hiervoor al overwogen, niet terecht was, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van het verzwijgen, zoek maken of verborgen houden van de verkoopopbrengst in de zin van artikel 3:194 lid 2 BW. De handelwijze van [gedaagde] was niet gericht op het verkorten van de rechten van [eiser 1] en [eiser 2] , een vereiste in het kader van genoemd wetsartikel. Dit leidt ertoe dat de verkoopopbrengst – [eisers] gaat uit van een bedrag van € 68.000,-, waartegen geen verweer is gevoerd – gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld. De primaire vordering van [eisers] , ertoe strekkende dat [gedaagde] zal worden veroordeeld ten behoeve van [eisers] een bedrag van € 9.000,-- te betalen, zal worden afgewezen.
In 1978 took over family farm from parents at the cost of 150,000.00 Duitse Mark.