Beoordeling van het geschil
13. Op grond van artikel 52, lid 1 in verbinding met lid 2, aanhef en letter a, van de AWR, is een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent zoals eiser gehouden om van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn onderneming naar de eisen van dat bedrijf op een zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde haar rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit blijken. Artikel 52, vierde lid, AWR bepaalt dat administratieplichtigen voor zover bij of krachtens de belastingwet niet anders is bepaald, verplicht zijn de in de voorgaande leden bedoelde gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.
14. Het zesde lid van artikel 52 van de AWR bepaalt dat de administratie zodanig dient te zijn ingericht en te worden gevoerd en dat de gegevensdragers zodanig dienen te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
15. Ingevolge artikel 47, lid 1, van de AWR is een ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur te verstrekken de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn, alsmede de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de inspecteur – waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen.
16. Artikel 52a, lid 1, van de AWR bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 en 52, de inspecteur dit kan vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking).
17. Aan het nemen van een informatiebeschikking staat niet in de weg dat vragen worden gesteld terwijl de bewijslast al op de belanghebbende rust. De informatieverplichtingen, alsmede de behoefte aan rechtsbescherming, gelden in die situatie onverminderd (
Kamerstukken II2009/10, 30 645, nr. 15, blz. 3).
18. Voor de beoordeling of de informatiebeschikking terecht is genomen, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat op verweerder de last rust om aannemelijk te maken dat in het onderhavige geval niet is voldaan aan de administratieplicht van artikel 52 van de AWR. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
19. De primaire bronbescheiden met betrekking tot de in- en verkopen die in het onderhavige jaar hebben plaatsgevonden, bevinden zich niet dan wel slechts gedeeltelijk in de administratie van eiser. Er zijn voor het overige geen andere (objectieve) aanknopingspunten om de volledigheid van de omzetverantwoording aan de hand van primaire registraties te controleren. Het ontbreken van deze in- en verkoopfacturen leidt dus tot oncontroleerbaarheid van de omzetverantwoording. Daardoor is bijvoorbeeld niet inzichtelijk gemaakt hoe de inkomensstromen zich verhouden tot de verkopen. Door het ontbreken van voormelde bescheiden, kan voorts de door eiser overgelegde voorraadadministratie niet worden gecontroleerd.
20. Eiser heeft geen kasadministratie bijgehouden die voldoet aan de daaraan te stellen wettelijke vereisten. De door eiser overgelegde kasadministratie is achteraf opgesteld. Voorts sluit deze kasadministratie niet aan bij de verschillende stortingen en opnamen die op respectievelijk vanaf de verschillende bankrekeningen van eiser zijn verricht. De door eiser gegeven verklaringen voor deze stortingen en opnamen zijn inconsequent en niet met elkaar verenigbaar. Ook kunnen die verklaringen – vanwege het ontbreken van documenten of andere vastleggingen in dit verband – niet door (primaire) bescheiden worden gecontroleerd. Doordat voormelde vastleggingen ontbreken, kan geen onderscheid worden gemaakt tussen zakelijke uitgaven en privé-uitgaven van eiser, dan wel zakelijke inkomsten en privé-inkomsten van eiser. De verschillende geldstromen worden dus niet inzichtelijk gemaakt. Een juiste kasadministratie is een essentieel onderdeel van een betrouwbare administratie als geheel. De omstandigheid dat een (toereikend) kasboek ontbreekt, heeft tot gevolg dat verweerder ook op die wijze de volledigheid van de omzet niet kan controleren.
21. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gesignaleerde gebreken in de in- en verkoopadministratie, de voorraadadministratie en de kasadministratie van zodanige aard en omvang zijn, dat het op grond van de thans beschikbare administratie niet mogelijk is om tot een voldoende betrouwbaar en controleerbaar oordeel te komen omtrent de bepaling van de door eiser verschuldigde belasting. Gelet op voormelde gebreken kan immers niet worden gezegd dat (te allen tijde) de rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens uit de administratie blijken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de informatiebeschikking dan ook terecht genomen. Ook is de rechtbank van oordeel dat de daaraan te koppelen sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast, vanwege de ernst van de schending in dit geval, gerechtvaardigd is.
22. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.