1.3Verweerder heeft conform het advies van de commissie besloten en het bezwaar ongegrond verklaard.
2. In beroep heeft eiser, kort samengevat, naar voren gebracht dat de ingebrekestelling niet prematuur was omdat de wettelijke termijn om op bezwaar te beslissen 18 weken bedraagt en die termijn is overschreden op 26 juli 2018. Daarbij heeft eiser gesteld dat nog steeds geen besluit op het bezwaar is genomen en dat daarom inmiddels het maximumbedrag aan dwangsommen is verbeurd. Ter zitting heeft eiser voorts nog betoogd dat de gemachtigde van verweerder niet bevoegd was de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te doen toekomen, maar dat wel heeft gedaan. Volgens eiser mogen de onbevoegd ingediende stukken daarom niet bij de beoordeling van het beroep worden betrokken.
3. Artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt:
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Artikel 7:1 van de Awb luidt, voor zover van belang als volgt:
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Artikel 6:20, derde lid, van de Awb luidt als volgt:
3 Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
4. Met betrekking tot eisers stelling dat de gedingstukken onbevoegd door de gemachtigde van verweerder aan de rechtbank zijn toegestuurd en dat de rechtbank daarom geen kennis mag nemen van die stukken overweegt de rechtbank als volgt. Daargelaten de vraag of deze stelling van verzoekers op dit punt wel juist is (en wat, indien dat het geval is, de consequenties daarvan zouden moeten zijn) en daargelaten de vraag of het niet in strijd is met de goede procesorde om dit eerst op zitting ter sprake te brengen, leidt deze stelling er niet toe dat de rechtbank (nog) niet op het beroep kan of mag beslissen. Eiser heeft het advies van de commissie van 26 november 2018 aan de rechtbank doen toekomen en de in dat advies genoemde feiten als opgesomd onder 1.1 van deze uitspraak niet betwist. De rechtbank gaat daarom van de juistheid van deze feiten uit en de rechtbank kan en zal op grond van die feiten beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ingebrekestelling van eiser van 9 september 2018 prematuur was.