In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die gelast was zijn woon/werkschip te verwijderen van een locatie in Enkhuizen. De gemeente had op 18 april 2019 een last onder dwangsom opgelegd, omdat het gebruik van het schip in strijd was met het bestemmingsplan. De verzoeker, die het schip als woon- en bedrijfsruimte gebruikte, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Hij verzocht de voorzieningenrechter om de last onder dwangsom te schorsen tot vier weken na de uitspraak in de bodemprocedure.
De voorzieningenrechter overwoog dat het gebruik van de locatie door de verzoeker met het schip in strijd was met het bestemmingsplan en dat hij geen aanvraag om omgevingsvergunning had ingediend om de situatie te legaliseren. Desondanks erkende de voorzieningenrechter het aanzienlijke belang van de verzoeker bij het kunnen blijven wonen en werken op de locatie. De voorzieningenrechter besloot om de last onder dwangsom niet onmiddellijk te schorsen, maar verleende de verzoeker een termijn van twaalf weken om aan de last te voldoen zonder dat hij de dwangsom verbeurt. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de afweging tussen handhaving van bestemmingsplannen en de persoonlijke belangen van betrokkenen, waarbij de voorzieningenrechter een tijdelijke oplossing bood voor de verzoeker.