ECLI:NL:RBNHO:2019:8875
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van ontslag politieambtenaar op grond van artikel 77, eerste lid, onder j Barp gerechtvaardigd
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiseres) en de korpschef van politie (verweerder). Eiseres was sinds augustus 2009 werkzaam bij de politie en werd op 2 juli 2018 disciplinair ontslagen op grond van artikel 77, eerste lid, onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Dit besluit volgde op een oriënterend onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim, waarbij eiseres werd verdacht van het gebruik van harddrugs en het onterecht raadplegen van politiesystemen voor privédoeleinden.
Eiseres heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 2 juli 2019 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres meerdere keren harddrugs heeft gebruikt en dat zij de politiesystemen voor niet-werkgerelateerde doeleinden heeft geraadpleegd. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag evenredig was in verhouding tot de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een collega die ook harddrugs had gebruikt maar niet was ontslagen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gevallen wezenlijk van elkaar verschilden, waardoor er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.