ECLI:NL:RBNHO:2019:8805
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om omgangsregeling tussen minderjarige en verwekker
In deze zaak heeft de moeder van een minderjarige een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen tussen haar kind en de verwekker, die zij beschouwt als de vader. De moeder heeft gesteld dat de verwekker, hoewel hij het vaderschap niet heeft erkend, tot de leeftijd van drie jaar actief betrokken is geweest bij de opvoeding van het kind. Na 2015 heeft de verwekker echter alle contact vermeden, wat de moeder tot haar verzoek heeft gedreven. De moeder heeft het verzoek gegrond op artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, dat het recht op omgang regelt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft als informant deelgenomen aan de zitting en erkent de wens van de moeder, maar wijst op de noodzaak dat een omgangsregeling ook nageleefd kan worden. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, hoewel het recht op omgang bestaat, de moeder niet ontvankelijk kan worden verklaard in haar verzoek omdat het juridisch ouderschap van de verwekker nog niet is vastgesteld. De rechtbank heeft de moeder daarom niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een omgangsregeling.