6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met in ieder geval één andere (onbekend gebleven) mededader schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Verdachte en zijn mededader hebben een nachtelijke overval op het Ibis hotel in Zaandam in scene gezet, waarbij zij het hebben doen voorkomen alsof verdachte als Frontoffice medewerker werd overvallen door een man met een helm op. Verdachte werd zogenaamd onder bedreiging gedwongen om de kluizen in het kantoor te openen en de inhoud af te staan. De totale buit bedroeg ongeveer
€ 7.500,00.
Met deze doortrapte handelwijze heeft verdachte zijn werkgever aanzienlijke financiële schade berokkend. Ook heeft hij het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde en ook mocht stellen, ernstig beschaamd. Verdachte heeft zich alleen laten leiden door geldelijk gewin en geen rekening gehouden met de gevolgen voor anderen, zoals de angst en onrust die overvallen veroorzaken. Getuigen en personeelsleden van het hotel hebben immers geruime tijd in de veronderstelling verkeerd dat er echt een gewelddadige overval had plaatsgevonden. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank acht de geschetste omstandigheden sterk strafverzwarend en deze maken dat naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet zonder meer kan worden aangesloten bij de Oriëntatiepunten Straftoemeting van het LOVS die zien op verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank acht oplegging van een vrijheidsstraf aangewezen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 augustus 2019, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het huidige delict niet eerder ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op
- de Pro Justitiarapportage, gedateerd 27 september 2019, van het psychiatrisch onderzoek uitgevoerd door de psychiater in opleiding drs. R.H.M. Boesten, onder supervisie van de psychiater drs. Th.J.G. Bakkum;
- het over verdachte uitgebrachte Reclasseringsadvies, gedateerd 11 juli 2019 en opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland;
- het over verdachte uitgebrachte Aanvullend Reclasseringsadvies, gedateerd 7 oktober 2019, eveneens opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland;
Uit de rapportage van het psychiatrisch onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking met een verminderde sociaal-emotionele ontwikkeling en een persoonlijkheidsstoornis die zich uit in voortdurende zelfoverschatting. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en deze beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Verdachte is vanuit zijn stoornissen kwetsbaar voor negatieve beïnvloeding. Hij is niet beperkt in de vrijheid van zijn gedragskeuze maar is beperkt vermogend om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Daarom wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich vinden in dit advies en neemt dit over.
Verdachte wordt daarom aangemerkt als verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank houdt met dit gegeven rekening bij de strafoplegging.
De door de gedragsdeskundige beschreven stoornissen zijn pervasief en consistent aanwezig, waardoor de kwetsbaarheid voor beïnvloeding blijft bestaan. De verwachting is dat verdachte bij een gestructureerde en beschermde leefomgeving in combinatie met een betrokken en steunend sociaal netwerk goed genoeg kan functioneren op de meeste leefgebieden. In dat geval zou de recidivekans laag zijn. Bij persistentie dan wel verslechtering van zijn huidige situatie wordt de recidivekans matig verhoogd ingeschat.
Om het recidivegevaar te beperken heeft verdachte daarom baat bij een beschermde woonvorm, aanhoudende intensieve maatschappelijke ondersteuning en psychiatrische begeleiding, aldus de deskundige.
Uit het reclasseringsadvies van 7 juli 2019 komt naar voren dat verdachte rond het ten laste gelegde (wederom) kampte met psychiatrische problematiek, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een gedwongen opname. In de periode daarvoor gebruikte verdachte veel drugs. Inmiddels is zijn toestandsbeeld gestabiliseerd en gebruikt hij geen middelen meer.
Hij is aangemeld voor een beschermde woonvorm en zal daarbij ook hulp ontvangen van het ACT-team. Concluderend stelt de reclassering dat verdachte een kwetsbare man blijft, bij wie het risico op afglijden na detentie aanwezig blijft. Een reclasseringstraject waarbij de reclassering contact blijft houden met verdachte en de opname in een beschermde woonvorm kan monitoren wordt wenselijk geacht.
Het advies van de reclassering luidt om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering, verplicht verblijf in [beschermd wonen] of een andere een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en de verplichting om mee te werken aan hulpverlenings-contacten met het ACT-team of soortgelijke instelling.
Uit het aanvullend reclasseringsadvies van 7 oktober 2019 komt naar voren dat verdachte door [beschermd wonen] als een geschikte kandidaat wordt gezien en dat hij nog steeds gemotiveerd is voor deze beschermde woonvorm. Er is echter nog geen toezegging gedaan dat verdachte daadwerkelijk bij [beschermd wonen] kan komen wonen. De reclassering handhaaft het eerder gegeven strafadvies.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank is verder van oordeel dat het vanuit een oogpunt van voorkomen van recidive van groot belang is dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Deze voorwaarden zullen daarom aan de proeftijd worden verbonden.