In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2019, is de vraag aan de orde of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in een procedure die in België is gestart. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, verzoekt om eenhoofdig gezag over de minderjarige [minderjarige], die geboren is in België. De rechtbank heeft eerder beschikkingen gegeven in deze zaak, waarbij de vrouw vervangende toestemming kreeg om de minderjarige aan te melden bij hulpverlening. De man, die in België woont, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing van de Belgische rechtbank, maar de Nederlandse rechtbank concludeert dat de procedure in België stil ligt en dat de minderjarige inmiddels zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden sinds de gezamenlijke gezagsuitoefening zijn gewijzigd, vooral door het gebrek aan contact tussen de man en de minderjarige en de traumatische ervaringen van de minderjarige. De rechtbank besluit dat het in het belang van de minderjarige is dat de vrouw alleen het gezag krijgt, en wijst het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen in de proceskosten af. De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.