ECLI:NL:RBNHO:2019:8734

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
7371832 \ CV EXPL 18-10541
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Orlando, met een tussenstop in Londen Gatwick. Op 31 juli 2018 vertrok de vlucht BA 2759 met vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Orlando misten. British Airways weigerde compensatie te betalen en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en een capaciteitsreductie op de luchthaven van Londen Gatwick.

De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen, wat hen recht gaf op compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging voornamelijk was veroorzaakt door het missen van de aansluitende vlucht en niet door de weersomstandigheden. British Airways werd veroordeeld tot betaling van € 1381,50 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden. De rechter wees ook op de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen om passagiers te informeren over vertragingen en hen te compenseren in overeenstemming met de geldende regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7371832 \ CV EXPL 18-10541
Uitspraakdatum: 16 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1],

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde mr. N. Wesseling
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc,
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
hierna te noemen: British Airways,
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 november 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagiers op 31 juli 2018 vervoerd dienden te worden van Amsterdam-Schiphol, via Londen Gatwick (Verenigd Koninkrijk) naar Orlando (Verenigde Staten).
2.2.
De passagiers zouden volgens de planning met vlucht BA 2759, uitgevoerd door British Airways, om 10:55 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol naar Londen Gatwick vliegen, alwaar zij om 11:10 uur lokale tijd zouden arriveren. Vervolgens zouden de passagiers met vlucht VS 15, uitgevoerd door Virgin Atlantic, om 13:00 uur lokale tijd verder vliegen naar Orlando. De passagiers zouden om 17:15 uur lokale tijd op hun eindbestemming arriveren.
2.3.
Vlucht BA 2759 (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht niet hebben gehaald. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht op 2 augustus 2018.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 november 2018;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd als gevolg van slechte weersomstandigheden. Het toestel waarmee de vlucht werd uitgevoerd heeft op de voorafgaande vlucht vertraging opgelopen als gevolg van onweersactiviteit waardoor het toestel geen klaring kreeg van de luchtverkeersleiding om te mogen opstijgen vanaf Londen Gatwick. Vanwege de weersomstandigheden gold er voor de luchthaven van Londen Gatwick een capaciteitsreductie. Het toestel is daardoor met een vertraging van 49 minuten in Nederland gearriveerd. Waarna het toestel vanwege aanvullende vertraging door restricties van de luchtverkeersleiding met een vertrekvertraging van 1 uur en 28 minuten uit Amsterdam-Schiphol is vertrokken en met een vertraging van 54 minuten in Londen Gatwick is gearriveerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming te Orlando, zodat British Airways op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders als British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3 van de Verordening, die ondanks het nemen val alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van British Airways op buitengewone gewone omstandigheden geldt het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer gericht aan een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Daarin ligt de mogelijkheid besloten dat een besluit van het luchtverkeersbeheer gericht aan een specifiek toestel kan doorwerken op latere vluchten van datzelfde toestel.
5.4.
British Airways heeft aangevoerd dat er op 31 juli 2018 in Londen sprake was van slechte weersomstandigheden, namelijk onweer. De passagiers hebben dit betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is in ieder geval niet gebleken dat de weersomstandigheden op zichzelf de uitvoering van de vlucht in kwestie dan wel de uitvoering van de voorafgaande vlucht hebben verhinderd. British Airways heeft aangevoerd dat vanwege onweersactiviteit een capaciteitsreductie is afgekondigd voor de luchthaven van Londen Gatwick. Het had op de weg van British Airways gelegen om haar standpunt met TAF- en/of METAR-data te onderbouwen. Dit heeft British Airways nagelaten. Uit de door British Airways overgelegde ‘Traffic Manager’s Log’ (productie A2) volgt dat er een onweerswaarschuwing is afgegeven voor de luchthaven van Londen Heathrow, echter het document vermeldt geen weerswaarschuwing voor de luchthaven van Londen Gatwick. Evenmin is de aangevoerde capaciteitsreductie met documenten afkomstig van de luchthaven of luchtverkeersleiding onderbouwd. British Airways verwijst in dit kader grotendeels naar een niet ondertekende verklaring (productie A1) waarbij onduidelijk is wie de verklaring heeft afgegeven en wat de functie van deze persoon is. Evenmin blijkt uit de verklaring dat deze slaat op de vertraagde uitvoering van de rotatie BA 2758 / BA 2759 op 31 juli 2018. Wat daar ook van zij, bij een capaciteitsreductie wordt het aantal vliegbewegingen per uur beperkt. Dit betekent dat er ondanks de weersomstandigheden wel vliegverkeer van en naar de luchthaven van Londen Gatwick mogelijk was.
5.5.
De aangevoerde capaciteitsreductie omvat een algemene beperking die een beroep op overweging 15 van de considerans van de Verordening niet kan rechtvaardigen. Het invoeren van algemene beperkingen voor in- en uitgaande vluchten zijn naar het oordeel van de kantonrechter inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kwalificeren niet als buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5, lid 3 van de Verordening. Voorts is niet gebleken dat de luchtverkeersleiding restricties heeft opgelegd die specifiek gericht waren aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. Hoewel British Airways verwijst naar een ‘CFMU report’ van Eurocontrol, wordt door British Airways niet toegelicht hoe het rapport gelezen dient te worden. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is geweest van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek was gericht aan het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd. Daar komt nog bij dat, indien er al sprake was van restricties door de luchtverkeersleiding die specifiek gericht waren aan het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd, deze slechts geleid hebben tot een aankomstvertraging van 54 minuten in Londen Gatwick. De langdurige vertraging is vooral ontstaan door het missen van de aansluitende vlucht naar Orlando. De passagiers hebben bij repliek uiteengezet dat na aankomst van het toestel in Londen zij nagenoeg nog anderhalf uur de tijd hadden om de aansluitende vlucht te halen. Desalniettemin werden de passagiers door de vertraging van de eerste vlucht niet meer toegelaten aan boord van de opvolgende vlucht, omdat – volgens de passagiers – het op de weg van British Airways had gelegen om Virgin Atlantic (de uitvoerder van de tweede vlucht) op de hoogte te houden van de vertraging van de eerste vlucht. British Airways voert aan dat niet zij, maar Virgin Atlantic de boeking van de passagiers beheerde en dat Virgin Atlantic de boeking van de passagiers om onduidelijke redenen heeft geannuleerd. Vast staat dat British Airways zich om de passagiers heeft bekommerd door hen om te boeken naar een andere vlucht naar Orlando (die door British Airways is uitgevoerd) en door hen onderdak en verzorging aan te bieden. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat British Airways de boeking voor de vliegreis van Amsterdam-Schiphol naar Orlando wel heeft geaccepteerd, immers niet in geschil is dat Orlando als eindbestemming heeft te gelden, zodat de passagiers aanspraak kunnen maken op compensatiebetaling door British Airways op grond van artikel 7 van de Verordening. Dat British Airways de boeking van de passagiers niet beheerde verandert de zaak niet.
5.6.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat er geen sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, zodat de betaling van de hoofdsom alsmede de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging zal worden toegewezen. De overige verweren van British Airways behoeven geen bespreking meer,
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het primair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 november 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 300,00;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 75,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter