ECLI:NL:RBNHO:2019:8733

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
7332799 \ CV EXPL 18-9787
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij KLM Cityhopper B.V. met betrekking tot minderjarige passagiers

In deze zaak hebben drie passagiers, waaronder twee minderjarigen, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens de annulering van hun vlucht KL 1795 van Amsterdam-Schiphol naar München op 11 januari 2017. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. KLC heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de capaciteit van de luchthaven beperkten. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat KLC niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht noodzakelijk was door deze omstandigheden, aangezien er nog vliegverkeer mogelijk was van en naar Schiphol.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers sub 2 en 3, de minderjarige kinderen, niet-ontvankelijk zijn in hun vordering omdat er geen machtiging van de kantonrechter is overgelegd. Voor passagier sub 1 is de vordering tot compensatie van € 250,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet hebben aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke incassohandelingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7332799 \ CV EXPL 18-9787
Uitspraakdatum: 16 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

3. [passagier sub 3] ,

allen wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met bepekte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
gedaagde,
hierna te noemen: KLC,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 oktober 2018 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagiers op 11 januari 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar München (Duitsland) met vlucht KL 1795 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat KLC vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Zij voert allereerst aan dat een kopie van het paspoort van de passagiers ontbreekt, zodat KLC niet kan controleren of de handtekeningen van de passagiers overeenkomen met de handtekeningen op de volmachten aan de heer Yildiz. Voorts voert KLC aan dat eiseres onder 3 minderjarig is, zij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2.
Voorts doet KLC een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat er op 11 januari 2017 sprake was van zeer harde/stormachtige wind. Ter onderbouwing verwijst zij naar het meteorologische rapport waarin zowel de weersverwachting als de daadwerkelijk waargenomen weeromstandigheden is opgenomen. De weersomstandigheden zijn van invloed geweest op het luchtverkeer. Er was sprake van een west/noordwesten wind waardoor er slechts een baan inzetbaar was voor aankomende vliegtuigen en slechts een baan inzetbaar was voor vertrekkende vliegtuigen. Om de separatieafstand tussen de vliegtuigen te vergroten heeft de luchtverkeersleiding de capaciteit voor de luchthaven van Schiphol naar beneden bijgesteld. Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) heeft Eurocontrol op de hoogte gesteld van de weersomstandigheden en de daarop getroffen veiligheidsmaatregelen, zodat Eurocontrol toestellen die naar Schiphol willen vertrekken een zogenaamde CTOT kan opleggen. Uit de regulaties volgt dat inboundcapaciteit van de luchthaven werd vastgesteld op slechts 30 tot 33 vluchten per uur, terwijl het aanbod (gepland aantal vluchten) gemiddeld 65 vluchten per uur was. KLC was daarom genoodzaakt de onderhavige vlucht te annuleren, aldus KLC.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het primaire verweer, hebben de passagiers bij repliek een kopie van hun paspoorten overgelegd. De kantonrechter overweegt dat de handtekening van de passagier sub 1 overeenkomt met de verleende volmachten. De passagier sub 1 heeft tevens namens zijn minderjarige kinderen (passagiers sub 2 en 3) getekend. Ten aanzien van passagiers sub 2 en 3 is niet in geschil dat zij minderjarig zijn. Zij zijn daarom niet bekwaam zelfstandig in rechte op te treden. Voor zover passagier sub 1 in deze procedure namens passagiers sub 2 en 3 als wettelijk vertegenwoordiger optreedt, dient hij te beschikken over een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:253k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 BW. Een dergelijke machtiging is niet overgelegd. De kantonrechter zal daarom passagiers sub 2 en 3 niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
5.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat KLC zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor KLC. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter oordeelt dat niet gebleken is dat er op 11 januari 2017 sprake was van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht hebben verhinderd. Uit het verweer van KLC volgt immers dat er nog één startbaan beschikbaar was voor vertrekkende vliegtuigen en dat er ondanks de slechte weersomstandigheden nog wel vliegverkeer mogelijk was van en naar Schiphol, zij het beperkt. KLC heeft voorts betoogd dat de omstandigheid dat de luchtverkeersleiding op basis van de verwachte weersomstandigheden de capaciteit sterk heeft beperkt niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij, maar dat daarentegen hierdoor een beroep op artikel 5 lid 3 van de Verordening gerechtvaardigd is. Vast staat dat de luchtverkeersleiding niet beslist over de annulering van individuele vluchten. In de verklaring van de luchtverkeersleiding die KLC heeft overgelegd (productie 5 bij antwoord) staat hierover het volgende: “
The effects of such a reduction are determined by the Network Manager and the airlines. LVNL does not decide about cancellation of individual flights”. Daarnaast leiden restricties niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht in kwestie over te gaan.
5.5.
KLC heeft aangevoerd dat zij voor dit soort situaties een flinke buffer heeft ingebouwd. Zelfs als vluchten met een vertraging van gemiddeld 70 minuten worden uitgevoerd, leidt dit niet tot annuleringen van vluchten. Op 11 januari 2017 heeft KLC aan de hand van de verwachte weersomstandigheden en de aangekondigde capaciteitsreductie een berekening gemaakt, waaruit volgde dat de gemiddelde vertragingen van de vluchten ruim boven de 70 minuten zou uitkomen, waardoor KLC niet in staat was dit op te vangen. Anders dan KLC is de kantonrechter van oordeel dat KLC onvoldoende concreet heeft aangevoerd dat de annulering van de onderhavige vlucht het gevolg is geweest van de restricties. KLC heeft niet expliciet aangegeven waarom deze restricties en de duur en mate hiervan hebben geleid tot de annulering van de onderhavige vlucht. KLC heeft betoogd dat ten gevolge van de capaciteitsreductie en de gemiddelde vertragingen niet alle geplande vluchten uitgevoerd konden worden, maar het gaat er in deze zaak om dat KLC aantoont waarom nu juist de onderhavige vlucht ten gevolge van de restricties geannuleerd moest worden. Dit heeft KLC nagelaten. Zij heeft weliswaar aangevoerd dat het gezien de omvang en de duur van de reductie niet mogelijk was om de vlucht op een later tijdstip uit te voeren, omdat daarvoor onvoldoende ruimte en tijd beschikbaar was, maar dit heeft zij niet inzichtelijk gemaakt.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat KLC onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Het verweer op dit punt faalt dan ook. Er wordt om die reden dan ook niet toegekomen aan de beantwoording van de vraag of KLC alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen en of zij in verband daarmee voldoende reservetijd in acht heeft genomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, ten aanzien van passagier sub 1, worden toegewezen.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLC heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart passagiers sub 2 en 3 niet-ontvankelijk in hun vordering;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling aan passagier sub 1 van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 januari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter