In deze zaak hebben de passagiers, die op 4 november 2017 van Amsterdam naar Faro via Lissabon wilden vliegen, compensatie geëist van TAP-Air Portugal vanwege een vertraging die hen dwong hun aansluitende vlucht te missen. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met TAP en arriveerden met meer dan zeven uur vertraging op hun eindbestemming. TAP weigerde echter compensatie te betalen, met als argument dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een slotrestrictie opgelegd door luchtverkeersbeheer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor TAP, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat TAP onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging daadwerkelijk door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt. De kantonrechter concludeerde dat TAP onvoldoende rekening had gehouden met de mogelijkheid van vertragingen en dat de passagiers recht hadden op compensatie. De vordering van de passagiers tot betaling van € 800,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en proceskosten.