ECLI:NL:RBNHO:2019:8644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor vervanging windturbine in strijd met provinciale regels?

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vervanging van een windturbine. De eiser, eigenaar van landbouwgrond nabij de locatie van de windturbine, had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die was verleend aan de derde-partij voor de (her)bouw van een windmolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan het toestaat om een windturbine te vervangen, mits de nieuwe turbine niet groter is dan de bestaande. De rechtbank oordeelde dat er geen strijd was met de Provinciale Ruimtelijke Verordening, die bepaalde dat de vervangende windturbine niet groter mocht zijn dan de bestaande. De rechtbank heeft de bezwaren van de eiser, die vreesde voor overlast door geluid en slagschaduw, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de vergunning terecht was verleend, omdat de voorwaarden voor vervanging waren nageleefd en er geen andere weigeringsgronden waren. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/5619

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik, verweerder

gemachtigde J.M.N. Vriend, beleidsmedewerker bij de gemeente.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende]

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op aanvraag aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de (her)bouw van een windmolen aan de [adres] nabij nummer [nummer] (hierna aan te duiden als: het perceel) te [plaats] . Eisers bezwaar hiertegen heeft verweerder bij besluit van 15 november 2018 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De derde-partij heeft aangegeven als belanghebbende deel te willen nemen aan de procedure.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2019 op zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-partij zijn verschenen penningmeester [naam 1] en bestuurslid [naam 2] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. De derde-partij beschikt thans op het perceel over een windmolen, c.q. windturbine, (hierna tenzij regelgeving wordt geciteerd, aan te duiden als: windmolen) met een ashoogte van 30 meter en een rotordiameter van 15 meter. Het perceel is aan de [adres] gelegen en daarvan alleen gescheiden door een greppel. Vanaf de weg is er een directe toegang tot het perceel via een dam in de greppel. Op 7 mei 2018 heeft de derde-partij bij verweerder de aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Blijkens de bij de aanvraag gevoegde tekeningen wenst de derde-partij de bestaande windmolen te vervangen door een windmolen met een ashoogte van 30 meter en een rotordiameter van 15 meter. Bij de aanvraag was een rapport over onderzoek naar akoestiek en slagschaduw van de windmolen gevoegd. Ter zitting is van de zijde van de derde-partij toegelicht dat zij een windmolen van het type “WES 80 special” wil plaatsen.
2. Eiser is eigenaar van landbouwgrond aan de [adres] . De woning van eiser is op zijn grond gelegen aan de [adres] op een afstand van circa 100 meter van de windmolen. De locatie van de windmolen wordt omringd door land van eiser. De oude windturbine stond er al toen eiser er circa tien jaar geleden kwam wonen.
3.1
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Buitengebied. Voor het perceel geldt voor de bestemming, voor zover van belang, de Gebiedsaanduiding – overige zone – windturbine.
Artikel 57.5 van het bestemmingsplan Buitengebied luidt, voor zover van belang, als volgt:
57.5
overige zone - windturbine
57.5.1
Aanduidingsomschrijving
De voor 'overige zone - windturbine' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines met de daarbijbehorende transformatorkasten.
57.5.2
Bouwregels
Voor het bouwen van windturbines en transformatorkasten gelden de volgende regels:
a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "overige zone - windturbine";
b. het aantal te bouwen windturbines zal, ter plaatse van een aanduiding "overige zone - windturbine", ten hoogste één bedragen;
c. de ashoogte en de rotordiameter van een windturbine zal ten hoogste de bestaande ashoogte c.q. rotordiameter bedragen.
3.2
Artikel 32 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland (hierna: PRV) luidt sedert 2016, voor zover van belang, als volgt:
Windturbines
1. Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk maken.
2. Zolang een bestemmingsplan niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid is het verboden om een of meer windturbines te bouwen of op te schalen tenzij sprake is van:
a. vervanging van een of meer met vergunning gebouwde windturbines waarbij geen sprake is van verwijdering als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a:
1° buiten het op kaart 9 en op de digitale verbeelding ervan aangegeven windgebied Wieringermeer;
2° door eenzelfde aantal of minder windturbines met eenzelfde, vergelijkbare of geringere masthoogte, rotordiameter en verschijningsvorm en;
3° op gronden waarop op het tijdstip van het van kracht worden van deze bepaling de bouw van een of meer windturbines volgens het bestemmingsplan is toegestaan of;
(…)
3. (..)
4. Binnen de op kaart 9 en op de digitale verbeelding ervan aangegeven herstructureringsgebieden mag met behulp van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3° of tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van een bestemmingsplan of beheersverordening wordt afgeweken het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk worden gemaakt, waarbij:
a. t/m f. (..)4.
g. de windturbines op minimaal 600 meter afstand worden geplaatst van gevoelige bestemmingen en in geval van bijzondere lokale omstandigheden normen als bedoeld in artikel 3.14a, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden vastgesteld conform de daarvoor gestelde voorschriften in de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland
5. (..)
6. (..)
7. (..)
8. Het bepaalde in het eerste tot en met het zevende lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in het bouwen of opschalen van windturbines indien aangetoond kan worden dat:
a. voor 11 april 2011 een vergunningsaanvraag voor het bouwen of opschalen van een of meer windturbines of een verzoek tot het wijzigen van een bestemmingsplan of het vaststellen van een inpassingsplan voor het bouwen of opschalen van een of meer windturbines is ingediend bij het bevoegd gezag;
b. een windturbine niet is gelegen in een weidevogelleefgebied, het Natuurnetwerk Nederland of een natuurverbinding;
c. een windturbine niet is gelegen in een aardkundig monument, een UNESCO-erfgoed van uitzonderlijke universele waarden of een voormalig Nationaal Landschap;
d. de afstand tussen een windturbine en een gevoelige bestemming minimaal vier maal de ashoogte en minimaal 300 meter bedraagt en;
e. de bepalingen van artikel 15 en artikel 15a in acht zijn genomen.
4. Eiser vreest overlast in de vorm slagschaduw en geluid van de nieuw te bouwen windmolen. Eiser voert aan dat hij er mede gelet op de provinciale regels van uit is gegaan dat de bestaande windmolen niet mag worden vervangen door een nieuwe. Eiser voert aan dat volgens de regels van de provincie grote windmolens alleen mogen worden vergund op een afstand van meer dan 600 meter van een geluidsgevoelige bron en kleine windmolens op een afstand van meer dan 300 meter. Eisers woning ligt op een afstand van ongeveer 100 meter van de vergunde windmolen en dat is dus veel te dichtbij.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Zoals hiervoor reeds aangegeven, geldt voor het perceel waarop de windmolen is vergund de bestemming ‘overige zone – windturbine’. Ingevolge artikel 57.5.2 van de planregels in het bestemmingsplan mag op gronden met deze bestemming een windmolen herbouwd worden waarbij de voorwaarde geldt dat de ashoogte niet hoger mag zijn en de rotordiameter niet groter mag zijn dan die van de windmolen die er stond. Niet in geschil is, dat is vergund een windmolen te bouwen die hieraan voldoet. Van vergunning in strijd met de ter plaatse geldende regels in het bestemmingsplan is daarom geen sprake.
7.1
Nu sprake is van vervanging van een bestaande windmolen door een nieuwe met dezelfde afmetingen, is ook voldaan aan de voorwaarden voor afwijking van het in artikel 32, eerste en tweede lid, aanhef tot aan “tenzij” neergelegde verbod op de bouw van windmolens. Die voorwaarden worden in artikel 32, tweede lid, aanhef en onder a, PRV na het woord “tenzij” gesteld. Er is immers sprake van vervanging van een met vergunning gebouwde windmolen buiten de Wieringermeer door een zelfde aantal windmolens met een zelfde masthoogte, diameter en verschijningsvorm op gronden waarop de bouw volgens het bestemmingsplan is toegestaan. Van vergunning in strijd met de PRV is daarom ook geen sprake. Dat de vergunde windmolen zich bevindt op slechts 100 meter afstand van de woning van eiser maakt dit niet anders. De mogelijkheid om met toepassing van artikel 32, tweede lid, PRV een bestaande windmolen te vervangen door een windmolen die niet groter is dan de bestaande windmolen, is in de provinciale verordening PRV niet afhankelijk gesteld van de afstand van de windmolen tot een geluidsgevoelig object als een woning.
7.2
In artikel 32, vierde lid, aanhef en onder g, PRV is wel een afstandsnorm opgenomen van 600 meter tot geluidsgevoelige objecten, maar die geldt alleen voor nieuw te bouwen, dus niet te vervangen, of op te schalen windmolens binnen daarvoor aangewezen herstructureringsgebieden. Deze afstandsnorm speelt, anders dan eiser aanvoert, dus geen rol bij de beoordeling van de nu voorliggende aanvraag en vergunning.
7.3
Ook de in artikel 32, achtste lid, van de PRV genoemde afstandsnorm van 300 meter geldt niet, omdat de in het achtste lid genoemde situatie zich hier niet voordoet. De herbouw van de windmolen op het perceel is immers al toegestaan op grond van het tweede lid van dat zelfde artikel zoals hiervoor onder 7.1 is overwogen, terwijl het achtste lid pas in beeld komt in gevallen waarin de bouw van een windmolen op grond van artikel 32, eerste tot en met het zevende lid, PRV niet is toegestaan.
8. Nu geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan, en geen sprake van strijd met de provinciale PRV, kon verweerder gelet op artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de omgevingsvergunning voor de herbouw van de windmolen niet weigeren, nu van andere weigeringsgronden niet is gebleken.
9. Eisers stelling dat de (her)bouw van de windmolen zonder gebruikmaking van zijn gronden niet zou kunnen worden gerealiseerd en hij niet bereid is medewerking te verlenen, maakt dit niet anders, omdat de vergunning voor de activiteit bouwen op grond van artikel 2.10 Wabo niet om die reden geweigerd kan worden. Overigens hebben verweerder en de derde-partij er op gewezen dat de vervanging van de windmolen vanaf de [adres] kan plaatsvinden. Van een (absolute) privaatrechtelijke belemmering de windmolen op het perceel te vervangen en daar te hebben is ook niet gebleken. Die situatie zou zich alleen voordoen als eiser zich als eigenaar in rechte tegen de bouw van een windmolen op het perceel zou kunnen verzetten.
10. Mogelijke geluidsoverlast en overlast door slagschaduw zijn niet als weigeringsgronden opgenomen in artikel 2.10 Wabo en kunnen daarom ook niet leiden tot de conclusie dat verweerder de omgevingsvergunning voor de bouw van de windmolen niet met toepassing van artikel 2.10 Wabo heeft mogen verlenen. Verweerder heeft er daarnaast terecht op gewezen dat er voor het oprichten van de windmolen wel een meldplicht bestaat in verband met milieueisen, waaraan de derde-partij bij de aanvraag ook heeft voldaan, en dat voor het oprichten van een dergelijke zogenaamde B inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer geen omgevingsvergunning is vereist. De bestreden omgevingsvergunning, als sprake zou zijn van onlosmakelijke activiteiten, kan daarom ook niet op aan die milieuregels ontleende eisen worden geweigerd. Dit laat overigens onverlet dat verweerder al dan niet op verzoek handhavend zal moeten optreden als de voor slagschaduw en/of geluid geldende normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer door de nieuwe windmolen zouden worden overschreden.
11. Het beroep is ongegrond. Er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.