3.2Artikel 32 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland (hierna: PRV) luidt sedert 2016, voor zover van belang, als volgt:
1. Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk maken.
2. Zolang een bestemmingsplan niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid is het verboden om een of meer windturbines te bouwen of op te schalen tenzij sprake is van:
a. vervanging van een of meer met vergunning gebouwde windturbines waarbij geen sprake is van verwijdering als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a:
1° buiten het op kaart 9 en op de digitale verbeelding ervan aangegeven windgebied Wieringermeer;
2° door eenzelfde aantal of minder windturbines met eenzelfde, vergelijkbare of geringere masthoogte, rotordiameter en verschijningsvorm en;
3° op gronden waarop op het tijdstip van het van kracht worden van deze bepaling de bouw van een of meer windturbines volgens het bestemmingsplan is toegestaan of;
(…)
3. (..)
4. Binnen de op kaart 9 en op de digitale verbeelding ervan aangegeven herstructureringsgebieden mag met behulp van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3° of tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van een bestemmingsplan of beheersverordening wordt afgeweken het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk worden gemaakt, waarbij:
a. t/m f. (..)4.
g. de windturbines op minimaal 600 meter afstand worden geplaatst van gevoelige bestemmingen en in geval van bijzondere lokale omstandigheden normen als bedoeld in artikel 3.14a, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden vastgesteld conform de daarvoor gestelde voorschriften in de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland
5. (..)
6. (..)
7. (..)
8. Het bepaalde in het eerste tot en met het zevende lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in het bouwen of opschalen van windturbines indien aangetoond kan worden dat:
a. voor 11 april 2011 een vergunningsaanvraag voor het bouwen of opschalen van een of meer windturbines of een verzoek tot het wijzigen van een bestemmingsplan of het vaststellen van een inpassingsplan voor het bouwen of opschalen van een of meer windturbines is ingediend bij het bevoegd gezag;
b. een windturbine niet is gelegen in een weidevogelleefgebied, het Natuurnetwerk Nederland of een natuurverbinding;
c. een windturbine niet is gelegen in een aardkundig monument, een UNESCO-erfgoed van uitzonderlijke universele waarden of een voormalig Nationaal Landschap;
d. de afstand tussen een windturbine en een gevoelige bestemming minimaal vier maal de ashoogte en minimaal 300 meter bedraagt en;
e. de bepalingen van artikel 15 en artikel 15a in acht zijn genomen.
4. Eiser vreest overlast in de vorm slagschaduw en geluid van de nieuw te bouwen windmolen. Eiser voert aan dat hij er mede gelet op de provinciale regels van uit is gegaan dat de bestaande windmolen niet mag worden vervangen door een nieuwe. Eiser voert aan dat volgens de regels van de provincie grote windmolens alleen mogen worden vergund op een afstand van meer dan 600 meter van een geluidsgevoelige bron en kleine windmolens op een afstand van meer dan 300 meter. Eisers woning ligt op een afstand van ongeveer 100 meter van de vergunde windmolen en dat is dus veel te dichtbij.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Zoals hiervoor reeds aangegeven, geldt voor het perceel waarop de windmolen is vergund de bestemming ‘overige zone – windturbine’. Ingevolge artikel 57.5.2 van de planregels in het bestemmingsplan mag op gronden met deze bestemming een windmolen herbouwd worden waarbij de voorwaarde geldt dat de ashoogte niet hoger mag zijn en de rotordiameter niet groter mag zijn dan die van de windmolen die er stond. Niet in geschil is, dat is vergund een windmolen te bouwen die hieraan voldoet. Van vergunning in strijd met de ter plaatse geldende regels in het bestemmingsplan is daarom geen sprake.